weg met de spelling-kwelling
Hieronder vind je een spellings-voorstel voor (onder andere) aan deze webstek deelnemende auteurs.
Vooropgesteld dit: we gaan géén boekje met een woordenlijst uitgeven, hoewel dat een zeer lonende aktie zou zijn, zo is ons voorgerekend. Simpelweg wat 'regels' met voorbeelden, daar zul je het mee moeten doen. Enne, het staat eenieder vanzelfsprekend vrij op persoonlijke titel van elk van de hierna volgende regelvoorstellen af te wijken, ze zijn uitsluitend bedoeld als een soort algemene leidraad (leid-raad, lei-draad).             Ingangsdatum: 21 desember 2005.
Mijn onvermogen om over spelling veel te zeggen met weinig woorden noodzaakt mij tot deze onpruimbare lijst; spijt me. De lengte van deze bladzijde met voorstellen en voorbeelden is een belediging van wat een goede webpagina zou moeten zijn. Maar jij hebt de keuze om door te lezen of verder te klikken, vergeet dat asjeblief niet.
Om deze samenvatting uit beeld te krijgen - over te slaan (wees niet bevreesd, hij blijft ter latere raadpleging wel bestaan) en naar de meer inhoudelijke (en misschien grappigere) stukken van de pagina te kunnen gaan hoef je alleen maar op het woordje "inhoud" te stompen (of op 't onderbroken driehoekje links boven de kopjes - kop is niet hetzelfde als titel).
Simpel, hè? Sodekonijne, alweer méér dan vijf regels geblaat. Volgt nu die opsomming, okee? Als je uit bovenstaande de informatie hebt kunnen halen die je zocht, hoef je niet verder te lezen (ik kan het me helaas niet voorstellen). Misschien ben je hier toevallig terecht gekomen, niet echt op zoek, en geloof je het verder wel. Dan wens ik je een prettige voortzetting van je wandeling over het net.
Voor alle anderen: alles wat ik hierboven aanstip, wordt hieronder breder uitgemeten, beargumenteerd, van voorbeelden voorzien. Vragen? Stel ze! De antwoorden verwerk ik mogelijk (als ze niet te spesifiek zijn) in onderstaande teksten, zodat anderen jouw vraag niet hoeven stellen. Ik wens je veel plezier en veel vondsten.

De reden om deze spellingsvoorstellen te doen is mijn afwijzing van wat er in 1995 en - nog erger - in 2005 door de Taalunie aan verwarrende spellingsverplichtingen werd opgelegd onder het mom van vereenvoudiging en (verder doorgevoerde) konsekwentie, omdat het feitelijk neerkwam (en neerkomt) op nodeloze komplikatie in de regels en juist een verhoging van het aantal uitzonderingen óp die regels.
De verstorende werking van het door de Taal-Unie (door mij toen al graag minachtend Taal-Curie genoemd) bedachte was in 1995 al zichtbaar, maar de mate waarín zij de taalgebruikers van het ene verkeerde been op het andere willen zetten werd pas écht duidelijk op 15 oktober 2005 (toen werd het dus Taalkurie voor mij).
Vandaar dat ik nu pas reageer (en niet tien jaar geleden) - en met mij velen, waaronder een groot deel van de nederlandse schrijvende pers. De vlaamse media doen (nu nog) niet mee, omdat ze liever sléchte regels dan géén regels hebben, ook al erkennen ze over het algemeen wél dat de taalkurie een wanprodukt heeft afgeleverd.

Het Taalkurieuze wangedrocht uit 1995 zóú vanwege de tijdsdruk (waaronder het tot stand kwam) een verzameling missers hebben kunnen bevatten (lees het deel over de ontstaansgeschiedenis van het tweede Groene Boekje in spelling, spelletje voor idioten? - dat 'artikel' is overigens helemaal volgens GB1995 gespeld), de aanpassingen in 2005 bewezen echter eenduidig de doelgerichte, kwade opzet.
Een van de redenen om de spelling aan te passen is het voor iedereen mogelijk maken zich schriftelijk uit te drukken, zonder zich steeds af te hoeven vragen hoe de schrijfwijze van bepaalde woorden is. Dat kun je bereiken door (het invoeren van) simpele schrijfregels, die gebaseerd zijn op de manier waarop iemand 'netjes' praat. Dat bereik je in ieder geval niet door bestaand taalgevoel onderuit te halen en het invoeren van nieuwe regels en subregels en (nieuwe) groepen uitzonderingen op die regels. Het belangrijkste wat spellingsregels voor jou kunnen doen is je de vrijheid geven om je gedachten op papier onder woorden te brengen.

Sommige woorden en zinnen in het navolgende worden (gechargeerd) geschreven op een manier die ik verderop op de pagina pas uitleg - dat had ik eventueel kunnen vermijden, maar dan waren voorstellen en voorbeeldblokjes eerder steriele lijstjes geworden dan leesbare (of onleesbare, wat jij wilt) tekstklonters.

De grootste stoorzender in het schrijfplezier van de meeste mensen is het van bovenaf opleggen van regels (daarmee wordt namelijk implisiet gesteld dat die nodig zijn, omdat iedereen het verkeerd doet). Door die regels dan ook nog eens onbegrijpelijk en nodeloos gekompliseerd te maken en om de haverklap te veranderen, verdwijnt ieders lust om (met aandacht voor spelling en grammatika) te schrijven en ontstaan veelal onleesbare en vooral ongelezen teksten. Dat dient te allen tijde voorkomen te worden.

De grootste stoorzender in het leesplezier van anderen is misschien wel een niet konsekwente toepassing van de manier waarop je woorden schrijft (door bijvoorbeeld de ene keer "enthousiast" te schrijven, dan weer "entoezjast" en vervolgens ook nog eens "entoesiast"). Kies voor één bepaalde manier van schrijven en de grootste hobbel is genomen.
Oefen vervolgens de vervoegingen van werkwoorden nog een keer goed (sommige mensen denken dat iemand die in vervoegingen fouten schrijft per definitie dom is) en schrijf verder gewoon zoals jij denkt dat het goed is, meestal klopt dat ook (een spellingskorrektor kent misschien meer woorden dan jij, maar het ding weet niks van hoe je woorden gebruikt in het nederlands).

In onderstaande voorstellen ga ik ver (volgens sommigen misschien een brug of tien te ver). Hoewel dat (op een bepaalde manier bekeken) volgens sommige spellinghervormers nog niet eens ver genoeg is om de spelling volledig geschikt te maken voor de huidige vorm waarin we het nederlands gebruiken en uitspreken, is het aan jóú, de taalgebruiker, om datgene daarvan over te nemen wat je kunt en wilt gebruiken, en de rest laat je simpelweg waar ik het neerleg, het zijn voorstellen, niks meer, niks minder. Laat ik je meteen maar verklappen, dat ik na het voltooien van dit artikel meteen weer mijn toevlucht zal nemen tot een spelling die veel en veel minder ver afstaat van hoe we met ons allen de laatste twintig jaar schreven.
 

Spelling is het eigendom van de taalgebruikers (sprekers, schrijvers en lezers, m/v), zoals jij dus, en zij mag per definitie niet beschouwd worden als speelgoed van regeringen en duffe commissies (zo is het natuurlijk ook niet aan mij om te zeggen hoe het zou moeten, ik ben niet meer dan een commissie van één): als jij conclusie en theater mooier vindt dan konkluzie en tejater (of omgekeerd), dan is dat de manier waarop het goed is om die woorden te schrijven, zo simpel, maar daar kan ik gewoon niet voldoende de nadruk op leggen.

Om er voor te zorgen dat de spelling van het nederlands eenvoudiger te begrijpen, aan te leren en te gebruiken wordt voor de taalgebruiker, moeten we even vergeten dat er mensen bestaan die het als hun hobbie beschouwen om aan de schrijfwijze van een woord te kunnen zien uit welke taal het geleend is, welke geschiedenis het heeft doorgemaakt en waar er al dan niet in het verleden letters of klanken uit zijn weggevallen (etimologie*). Dat zal ik verderop in dit stuk nog een paar keer zeggen, waardoor het niet alleen (bij) een teoretiese opmerking blijft.
Het is gemakkelijker (als je niet weet hoe je een woord moet schrijven) om uit te gaan van hoe dat woord nu klinkt en even na te denken of die klanken lijken op een ander woord waarvan je de spelling wél kent (analogie*).
Om die reden schreef ik in de eerste zin niet het (uit het engels geleende) woord 'hobby', maar de vernederlandste vorm daarvan (wat klank betreft lijkt het wel een beetje op 'koffie' en 'lorrie', nietwaar?).

In de onderliggende spellingsvoorstellen wordt zowel met de hoorbare uitspraak als met overeenkomsten in de vorm van woorden rekening gehouden (maar daarentegen nauwelijks met de herkomst ervan, want dat maakt spelling mijns inziens nodeloos ingewikkeld). Die vormovereenkomst zorgt ervoor dat we paard schrijven, omdat we het meervoud paarden kennen, onttrekken (je hoort maar één t) vanwege vertrekken, behulpzaam (deze z klinkt in grote delen van het talige landschap als s) vanwege eenzaam, grootte (in de betekenis groot-heid) vanwege dikte (dik-heid), enzovoort. Niet dat er geen uitzonderingen zijn (kerven en kerf, kiezen en kies), gelukkig wel, anders zou het maar een saaie boel worden.
Het paartje reed paard (natuurlijk moest dit zinnetje hier in voorbeeldfunktie opdraven), maar het hoefgeklepper passeerde het schijnbaar spiedend oog van de kamera van een paar kameraden van het stel te snel, en eigenlijk ook enigszins op een te grote afstand om zonder stevig inzoomen fraaie beelden op te kunnen leveren.
Die bevrienden waren trouwens met heel andere zaken bezig dan met het rijdende paar: zij onderzochten indringend en ontvankelijk het verschil tussen kunne en kunnen. Liefkozend koos de zon er wel voor stralend in beeld te blijven, dit in tegenstelling tot de oorspronkelijk in de direkte nabijheid grazende koeien die allengs meer belangstelling kregen voor het gras aan de andere kant van de heuvel. Tromgeroffel, doek, aftiteling.

Naarmate iemand met meer gemak en zelfvertrouwen schrijft, zal die persoon met meer plezier lezen, ook teksten die in een wat andere spelling geschreven zijn (nadrukkelijk in die volgorde: éérst goed schrijven, dán al lezend eventueel steeds oudere werken ter hand nemen), en waarschijnlijk ook zonder dat dat hem of haar aan het twijfelen brengt over de zelf-gebruikte spelling. Een eenduidige eigen spelling is daarvoor wél een eerste vereiste, en daarvoor moeten we écht niet bij overheidsinstanties als de Nederlandse Taalunie zijn, want zoals het er nú uitziet (na hun gekwal van 1995 en 2005), herschrijven die elke tien jaar de spelling (op basis van steeds nieuwe regels, die per keer meer verzónnen klinken en die ook rustig met elkaar in tegenspraak zijn: waar vorige keer een latijnse -c- stond, staat nu een griekse -k- én omgekeerd, of beide regels toegepast in één woord, zoals elektronica, of, héél konsekwent, ectoderm, hoewel daaraan het griekse ekto ten grondslag ligt).

Het kan natuurlijk zijn dat iemand die veel teksten in verschillende spellingen leest na verloop van tijd een páár woorden anders gaat spellen, maar volgens mij hoeven we er niet al te erg voor te vrezen dat dat zal zijn in een spelling als die van Siegenbeek (uit het jaar 1804). Bovendien vermoed ik dat het allemaal wel zal loslopen, omdat die lezer(es) een oud boek anders leest (en benadert) dan een tekst uit zijn/haar eigen tijd, daarbij onder andere geholpen door het feit dat naast spelling ook zinskonstruktie en woordkeus vroeger op een nadrukkelijke manier ánders waren.

Nog een algemene opmerking die zowel voor spellen als voor vertalen geldt: wacht zo lang mogelijk met het grijpen naar een woordenlijst of -boek, want als je dat ding eenmaal in je handen hebt, ga je akuut twijfelen aan elke tweede woord dat je wilt schrijven of omzetten. Dat lijkt me niet goed voor je zelfvertrouwen en het haalt behoorlijk het tempo uit je werk. Mijn advies is om stug door te werken (hooguit zet je naast het woord of begrip waar je aan twijfelt met potlood een merkteken in de kantlijn van je schrift, of bijvoorbeeld *** op de pagina die je aan het tikken bent) en loop als je klaar bent de hele tekst nog eens na. Volgens mij kun je dan de helft van je twijfels al wegwerken (tekentje weghalen of tekst verbeteren) en voor de rest pak je uiteindelijk dan lijst of boek misschien nog. Dat lijkt omslachtig, maar meestal bespaart het veel tijd, en je slaapt achteraf veel rustiger, en waarschijnlijk langer.
etimologie en zo
In veel talen komen méér klanken voor dan dat er lettertekens in het gebruikte alfabet beschikbaar zijn. Het nederlands is duidelijk zo'n (klankrijke) taal. Met de 22 (tot 26) letters uit het latijnse alfabet moeten wij toch een dikke vijftig klanken weergeven. Vandaar dat er kunstgrepen toegepast moeten worden, zoals kombinatie en verdubbeling.
De klanken in het nederlands (noord-nederlands en zuid-nederlands, hollands en vlaams, zijn daarin niet gelijk, beide taalvarianten kennen daarnaast ook nog een aantal regionale verschillen, zoals dialekten) worden onderverdeeld in klanken die ongehinderd uit de mond komen (klinkers) en klanken die op een of andere manier wél gehinderd worden (medeklinkers).

De klinkers worden onderscheiden in (5) korte, (7) lange (of vrije) en (7) verlengde klanken, (4) neusklanken (uit het frans geleend), (3) tweeklanken, (7) onechte tweeklanken en (1) sjwa (dat is de stomme-[e]). Soms worden de verlengde klanken niet meegeteld, omdat het namelijk lange klanken zijn die gevolgd worden door een [r]. Zo zijn er nog meer klinkers die onder invloed van hun omgeving enigszins van klanktoon of -kleur veranderen (zoals de [o] in bot en bod, waarbij de tweede iets hoger en harder is dan de eerste), maar die we voor het gemak niet apart benoemen (een hollander onderscheidt er veel minder dan een brabander, en iemand die poldernederlands spreekt is qua klanken helemaal beperkt uitgerust). Al met al spreek je dus over 34 (of in ieder geval 27) klinkers, en om die te schrijven, maken we gebruik van slechts vijf lettertekens a, e, i, o, u. Het voordeel van veel klanken tot je beschikking hebben is dat je beter in staat bent om de uitspraak van andere talen aksentloos aan te leren.
de klinkers
Een los-uit-de-pols (maar wel grotendeels geleend) voorbeeld om te demonstreren hoe enkele van de lange en verlengde klinkers en tweeklanken in het nederlands (inklusief leenwoorden) worden geschreven:
  • [ee]:    baby, cliché, cocktail, diner, eega, essay, filet, laesie, rendez-vous, salonfähig, survey
  • [ie]:     bier, chassis, esprit, hockey, recital, sirih, team, tien, type, weekend
  • [oo]:    à propos, cadeau, chauffeur, crapaud, depot, deux-cheveaux, goal, goochelen, show
  • [oe]:    cruise, fado, foetsie, interview, manoeuvreren, mantoux-test, pitbull, ragout, route, scooter, tissue
  • [ou]:    cacao, cowboy, nauw, nou
  • [ei]:     karwei, karwij, nylon
En aangezien niemand daar natuurlijk moeite mee heeft, moeten we dat dus vooral zo houden, tòch?
  • Iedereen wéét toch hoe je militair en aerodynamisch moet uitspreken, dat is toch geen probleem?
  • Nee, zeker niet, maar het gaat bij spelling nu eenmaal niet om de uitspraak maar om de schrijfwijze, de vraag is waarom je [èè]-klanken op verschillende manieren zou moeten schrijven, waarom niet allemaal hetzelfde.
  • Juist, da's waar ook.

De medeklinkers (inklusief de geleende) worden (onder andere, er zijn namelijk meer manieren) onderscheiden in (6) plof-, (9) wrijf-, (4) neus-, (2) vloei- en (2) glijklanken, en daarnaast wordt een wisselend aantal (van 0 tot 7) 'gemengde medeklinkers' genoemd. Dat zijn dus tussen de 23 en 30 medeklinkers, waarvoor we gebruik maken van achttien letters b, c(+h), d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, r, s, t, v, w, z. Het verschil is niet zo groot als bij de klinkers, maar toch aanzienlijk.
de medeklinkers
In het navolgende wordt (mede)klinker zowel voor klank als voor letter gebruikt - het zal tot weinig verwarring leiden, maar ik dacht, laat ik het vooraf even vertellen om er achteraf geen vragen of opmerkingen over te krijgen.

In een gesloten lettergreep* komen enkele (korte) en dubbele (lange, verlengde) klinkers voor (bad - baan - baar).
Na een korte klinker treedt meestal medeklinkerverdubbeling op als de medeklinker op zijn beurt weer gevolgd wordt door een klinker (kat - katen - katten). De korte klinker roept geen medeklinkerverdubbeling op als het achtervoegsel -achtig wordt aangehecht (katachtig).
Aangezien de -ch al als een dubbele medeklinker wordt beschouwd (in 1804 schreef Siegenbeek nog lagchen), hoeft die niet (nogmaals) verdubbeld te worden (lach - lachchen - lachen), dat ziet er toch ook niet uit. Als gevolg daarvan wordt voor een -ch een lange klinker dubbel geschreven (goochelen).

Niet elke veranderde spelregel leidt tot taalwijziging. Spelling wordt eenvoudiger door het verminderen van het aantal uitzonderingen (en de daarmee samenhangende - en niet altijd even duidelijke - subregels). Volgens mij interesseert het maar weinig mensen waarom havik en monnik een meervoud zouden moeten kennen met een niet-verdubbelde medeklinker. Door deze uitzondering op 'verdubbeling-na-korte-klinker' te laten vervallen gaan taalgebruikers écht de nadruk niet anders leggen in het uitgesproken woord, en lezend heb je daar al helemaal geen last van.

Een lange klinker in een gesloten lettergreep wordt dubbel geschreven, maar in een open lettergreep* meestal slechts énkel (koop - kopen). Ook hier weer een uitzondering: voor de -w treedt geen verdubbeling op (duw - duwen).

Een woord kan in het nederlands nooit beginnen of eindigen met een dubbele medeklinker (jazz is een engels woord, en afkortingen zijn een geval apart, die tellen hier niet mee).

Konstrukties als "de man zitt op zijn stoel te kijken naar de vrouw die eett" zijn dus onmogelijk; de gebeurtenis (zonder de foutief verdubbelde t's) kan overigens zeer goed mogelijk wél plaatsvinden "in een tentje aan het strand van een brullende zee".

Woorden in het nederlands kunnen namelijk duidelijk wél met dubbele klinkers beginnen en eindigen: beginnen met -aa, -ee, -ie (want dat is 'onze' manier om [ii] te schrijven), -oo en -uu, maar eindigen eigenlijk alleen met -ee (woorden als shampoo zijn engels).
Dankzij dit panasee (ook al is het een waanidee) zeg ik tabee tegen kwalen en kwallen. Salietee, ik doe het er mee.
Zeilslee verglijdt van lieverlee, deeltijdtelevisiedominee maakt doorsnee entree bij kabel-tv-tuis-abonnee, die rookt er zwaar onomatopee, de domme risee verknipt de veneries geschoeide orchidee, hopsakee, holadiejee.
Onmiddellijk inschikkelijk, akuut agressief maar niet bijster akkuraat aggregaat, de diffuze komplotkommissie zoekt additionele akkomodatie voor de lellebellen met de lillende oogschellen (en klepperende kunstgebitten).
Het schaak vooraf ging de pat-stelling. De pad zat op het pad, padden besprongen de paden. Ratten vraten de raten leeg. Raad jij het aantal spaken in het rad, dan schat ik het verschil in graden dat de graten warmer zijn dan de strak opgespannen huiden buiten. Er wordt veel gemekkerd over havikken en torenvalken die af-en-toe wat kievieten vangen, maar het rapen van de eieren mag niet genoemd worden als reden voor het verminderde voorkomen van kievitten, want eierrapen is nu eenmaal een nationale sport. Ook (vooral) vroege monnikken zijn voor de poes.
Het kittige katje kuchte een forse haarbal tussen de bloembakken van de benedenburen, getver, recht in een dampend bord peestamp met hasjee.
Over het algemeen begint een zin met een hoofdletter (die zou je dus als een leesteken* kunnen beschouwen), ook als het een sitaat of een uitspraak in direkte reden betreft, opgenomen in een andere zin. Als een zin begint met een apostrof*, verhuist de hoofdletter naar het eerstvolgende woord (bij zinnen die met getallen in sijfers beginnen moet je je voorstellen dat ergens in het eerst uitgesproken sijfer een hoofdletter verborgen is: 31 = Eenendertig, niet eenenDertig). Na een puntkomma volgt géén hoofdletter, de puntkomma is een korte pauze, maar de zin loopt door (zie verder bij leesteken).
Na een dubbele punt komt ook geen hoofdletter, tenzij de dubbele punt gevolgd wordt door een aanhaling, of een opsomming waarvan de leden telkens op een nieuwe regel beginnen (en hele of beknopte zinnen zijn).

Namen van personen, organisaties en landen krijgen (houden) een hoofdletter, afgeleide woorden (zoals inwoners en talen van landen) beginnen gewoon met een kleine letter (dan zijn we ook meteen van het gezeur af of iemand bedoeld wordt als persoon-persoon, als persoon-die-een-bepaalde-overtuiging-aanhangt of bij toeval als persoon-in-funktie handelt). Als eigennamen niet verwijzen naar een konkreet persoon, is het niet gewenst een hoofdletter te gebruiken. Namen blijven geschreven in de originele vorm (ook al houdt dat het gebruik van vervallen of niet-nederlandse lettertekens in). Namen in een ander schrift dan het onze (zoals japans, russies of grieks) worden in een zo fonologies mogelijke spelling omgezet (transkriptie*).

Namen van tijdperken (en soortnamen, feestdagen en andere beperkt zinvolle eigenaardigheden) hebben meestal geen kapitale eerste letter, maar soms wel (bijvoorbeeld in een wetenschappelijk werkstuk, of om nadrukkelijk aan te geven dat het een opmerkelijk-soortig woord is). Aangezien ik me vroeger wat bezig heb gehouden met archeologie, heb ik de neiging om Trias, Jura, Pleistoceen te schrijven, maar de middeleeuwen, daar heb ik niks mee (hooguit iets met het Middel-Nederlands - hetgeen ik hier voor het eerst in zo'n twintig jaar met hoofdletters schrijf, ziet er toch tamelijk overdreven uit, laat dus maar lekker klein) en als dat niet inkonsekwent is, wat dan wel?

Titels (die iemand aan zijn naam hangt, en/of namen van funkties) hebben geen hoofdletter nodig (ook niet als afkortingen), titels van boeken en films (e.d.) meestal wel (maar dat mogen de respektievelijke auteurs zelf bepalen). Afkortingen (onder andere van namen en titels van kreatieve produkten) mógen in hoofdletters als ze daarmee de leesbaarheid bevorderen van de tekst waarin ze voorkomen. 'Mén' wil afkortingen van wetten en andere ontregelingen ook graag in hoofdletters zien (kletskoek, ik stel voor om dat dan meteen maar in oud-gotiese letters te doen).

Het is nauwelijks voorstelbaar dat iemand geen t-shirt (t-sjurt?) kent, maar als je dat als T-shirt schrijft, begrijp je meteen waarom het zo genoemd wordt. Net zoals H-balk en L-vormig trouwens (v-hals, s-bocht en u-profiel zouden daarentegen wél zonder hoofdletter kunnen, zijn ook in onderkast* herkenbaar, leve de gelijkvormigheid).

Overigens word ik volledig onpasselijk van het gedraai en gekronkel van de Taalkurie die woorden de ene keer wél en de andere keer níét met hoofdletter gebruikt wil zien, op basis van regels die ze bij het verzinnen zelf waarschijnlijk al niet konden onthouden: als een minister moe is, hoef ik helemaal niet te weten of hem dat in de huiselijke omgeving overkomt of tijdens een vergadering van het kabinet, in beide gevallen zou ik hem graag naar bed sturen om de rest van het jaar slapend door te brengen, desnoods met het hele kabinet, ik verwacht totaal niets verstandigs of zinvols van dat volk, netzomin overigens als van de mallotige deskundologen die de Taalkoeterij bevolken, beide diersoorten leveren bij voortduring en alle twijfel uitsluitend bewijzen te over van hun stompzinnigheid.
Daarbij kreeg hij te horen: "Jij moet nog even wachten voor je weet waar abraham de mosterd haalt, Kareltje".
"Wie?"
"Die boogschutter met vuur in bijna al zijn huizen, die knaap van Van der Gaap."
't Hield niet op, dit geblaat van hare koninklijke hoogmoed, mijn oud-tante Bea (die soms ook wel Bée of B'tje werd genoemd, of Pien, omdat ze vroeger fraai krullend peentjeshaar had, niet zo'n vies-paars permanentje). Een of ander afgebeten nederlands moest het voorstellen, het leek op haags-hollands met een scheut oranjebitter. RTFM, ASAP! Sodekonijne, zo echt over-de-tops middeleeuwen, ga effe chillen, bro.
Als minister met een hoofdletter moet, dan dienen op straffe van stokslagen clini-clowns toch zeker gekapitaliseerd, want die maken tenminste grappen waar je géén chronies zeurende hoofdpijn van krijgt.
Wat doet het beeld toch allemaal? Het verspringt. Oh. Aña Col·lado korrespondeert al jaren met Åte in het Interlingua (ook over zeer intieme zaken), maar haar gesprekken met Lørs (die eigenlijk gewoon Lars heet, maar een weinig apart is) in het engels vermengd met plat-tilburgs (de zuid-versie) beroeren haar inmiddels veel meer.
Volgende toneel: ik had koffie besteld, met een stuk weens gebak (Wiener Torte, maar op de kaart stond het als Wiener Törte zag ik later, dus het zou iets heel anders kunnen zijn, eh, afw88 dus); úúúúren later kwam die fokking ober pas, niet met mijn bakkie troost, maar met een borrelglaasje waar Kapitanov op stond. Daar zat geen water in, zoals ik dacht, maar russiese wodka. Na ja, dat was in ieder geval beter dan de kola zonder prik, waar de dame aan mijn tafel al sinds gisteren naar zit te staren. Terwijl ik alleen maar gezegd had, dat ik rollerskates had gekocht, zo erg is dat toch niet, of miste ik hier iets?
En toen begon Mao Tse Tung ook nog te wapperen met een beduimeld aantekenboekje (op het omslag-etiket stond 'Rood, Brood, Dood' geschreven), terwijl hij blafte als een mechelse herder in nood. Niet echt goed te volgen, maar was dat de bedoeling wel?
Stukje konversatie achter me: "ben ziek" - "wa-hè-je?" - "so-wa" - "hè, so what?" - "nee, soa, onveilig, stom".
Ergens piepte een mobieltje dat er een sms'je aangekomen was. Boeiend. Net zo boei als: "Oh, westenwind, het zal wel weer gaan hozen". Lamaarwaaie. Daar herinnerde ik me ineens de natuurwoede van enkele weken terug weer, het leek de beeldenstorm wel, maar dan met bomen. De Bómenstorm, waar gaat dit over?
Wakker worden, dat zou ik graag willen, maar juist dat gebeurde niet.
"Wie maakt me los?"
In de loop van de afgelopen vijftig jaar is het gebruik van afstand-scheppende aanspreekvormen gelukkig behoorlijk in onbruik geraakt. Meneer en mevrouw (in het meervoud: dames en heren) zijn hele fraaie manieren om iemand (die je niet kent) aan te spreken, waarom zou je in schriftelijke uitingen daarvan afwijken. Iemand die gelooft dat andere termen van méér respekt zouden getuigen, heeft waarschijnlijk zelf weinig respekt voor de medemens. Als je per se wilt kun je natuurlijk altijd 'mevrouw de burgemeester' gebruiken in een aanhef van een brief aan de vrouwelijke eerste burger van je dorp, een metode die in ieder geval in België vaak gebruikt wordt.
Voor de luie schrijvers onder ons: mevrouw en meneer kunnen heel goed afgekort worden als mevr. en dhr. (zet geen mr. want dat zou betekenen dat meneer juridies stevig onderlegd is (in teorie altans: meester in de rechten).
Mevrouw Bea was ervan overtuigd dat meneer Van Adelknoeft tot Stoethaspel (meester in de rechten van de eikeboom) meermaals stiekem van de koninklijke beukenotenbrandewijn had genipt: zijn enigszins rooddoorlopen ogen, de gesprongen adertjes op zijn konen en het trillen van zijn goudbruin gevlekte handen waren goede getuigen à charge, en ze hoefden niet eens gedagvaard te worden. De man verklaarde zijn onschuld door te wijzen op het feit dat zijn handvlekken aan een nikotineverslaving te wijten waren, de rode ogen kwamen doordat hij na de - valselijke - beschuldiging (twee weken eerder) niet meer goed geslapen had, de sprongetjes op zijn wangen waren een vanzelfsprekend gevolg van de ijzige temperatuur waarmee hij de laatste tijd ontvangen werd, en dat zijn handen trilden was een erfelijke kwestie.
De Bea-dame liep op het Van A. tot S.-heerschap toe, kneep hem stevig in de neus tot de voorheen hooggeachte eikeladvokaat door de mond ging ademen, waarop zij naar adem happend haar hoge zetel terugzocht, de hamer op het vonnisblok liet neerkomen en het eikenbos op zoek mocht naar een andere vertegenwoordiger in en buiten rechte.
Deze letters worden geschreven zoals ze worden uitgesproken (en komen in gewone tekst zélf dus niet meer voor, na ja, op vers aangetrokken leenwoorden na dan misschien).
De c wordt soms als s, soms als k geschreven, (de q komt eigenlijk alleen maar voor in latijnse afkortingen [q.e.d.], een enkele plantennaam [qat], een landkode [QA voor Katar] en de omschrijving van het nederlandse toetsenbord [QWERTY] - valt derhalve onder de houdbaarheidsregel van namen en leenwerk), qu wordt voortaan k of kw (al naargelang de uitspraak van het betreffende woord), en x wordt ks.
De c is derhalve (naast in namen) uitsluitend te vinden in kombinatie met h, omdat er anders een nieuw letterteken moet worden ingevoerd om de harde -g- (lachen, schisma) mee aan te duiden. Voor de meeste mensen ligt het vervangen van de als k uitgesproken c méér voor de hand dan de voorgestelde schrijfwijze bij als s uitgesproken c's, ik denk dat dat enkel een kwestie van wennen is. Je zou natuurlijk het probleem kunnen ontwijken door een ander woord te nemen, bijvoorbeeld apart of aangepast in plaats van spesjaal [voorheen speciaal].

Hoe goed je je best ook doet om konsekwent te zijn, probleemgevallen zullen er altijd blijven, want wat doe je met het woord cara-patiënt, als je weet dat cara een letterwoord is dat staat voor chronies aspesifieke respiratoire aandoeningen - toch maar gewoon met een c blijven schrijven?

En wat te denken van het verschil tussen lesgeven en in-kleine-porties-verdelen: doceren-doseren? Voor mij is een dosent iemand die lesgeeft net zoals onderwijzers, leraren, lektoren en professoren, en (verdeel-en-heersend) doseren moeten ze maar in hun eigen tijd doen. Misschien moeten we om misverstanden te voorkomen het eerste woord vermijden - lesgeven dekt de lading net zo goed (of netzomin, hangt af van wie er voor de klas staat) - en het laatste woord maar schrijven als dozeren (en in het voorbijgaan dan ook dozis maar meenemen in de ver-z-ting).
Mijn oudste broer (bijvoorbeeld) heeft een klassieke opleiding genoten (in tegenstelling tot veel van mijn jongere familieleden die naar schóól móésten) en hij wil zelfs niet overgaan op de schrijfwijze "oktober", omdat hij het latijnse "octo" in die maand wil blijven herkennen. Hij heeft groot gelijk, zijn spelling is van hem. Dat ik (met ook een tamelijk klassieke scholing) anders denk over die c/k doet daar niks aan af.

Voor een woord als [bokbier] blijven we met twee spellingen zitten: bokbier voor de meeste mensen, bockbier voor diegenen die het deel [bok] (willen) blijven zien als een naam (het geheel, als afgeleide, komt zonder hoofdletter).
Wat betreft de x wil ik één uitzondering maken, namelijk bij ex-, in de betekenis van iets dat niet meer is (voorbij of zo) - ekstra en seks en dergelijke volgen gewoon de regel ('sex' duidt voor mij op de afwezigheid van een seksueel leven, dat zou ik toch wel erg missen).
Verderop heb ik het nog over de y, ook een letter die we met een gerust hart kunnen laten vallen. Yolanda vindt pertinent van niet, ook al zeg ik haar, dat ze gerust kan zijn (om)dat ze haar naam niet hoeft te wijzigen (netzomin als Xander).

De reden waarom de Taalunie zo stug vasthoudt aan de c, ten nadele van de k dateert al van een hele tijd terug, oud zeer uit de oorlog, de k lijkt de taal erg te ver-duits-en, en daar heeft d'n hollander geen behoefte aan. Terwijl de vlamingen die c juist liever zagen gaan dan komen, want voor hen doet die weer teveel denken aan het fráns, en daar zijn zij mee in een "Taalstrijd" gewikkeld. De c wint op prakties alle fronten, en dat geeft meteen een duidelijk beeld over de rolverdeling binnen de Taalunie, daar staan de vlamingen niet bovenaan op de ladder.
 
"Kamperfoelie-olie", wist de kabareteske verschijning nog net uit te brengen voor zij zich liet terugzakken in de kussens van haar kabriolet. "Mag het ook een kado-bon zijn", vroeg ik, terwijl ik niet verwachtte op die vraag een positief antwoord te krijgen. "Wat denk je zelf, meneer Van Quallenstein?" Sowieso geen antwoord dus.
Een vleesetende kaktus kon ze krijgen, het kreng. Niet omdat kamperfoelie-olie zo duur was, een sentenkwestie was het niet, dat was het nooit, maar het dichtstbijzijnde verkooppunt van wierook en massage-olieën bevond zich zeker anderhalve provinsie verder, en ik zou er per pedes apostolorum heen moeten. Een kweeste waar ik op dit moment niet op zat te wachten, omdat ik deze maand veel te ver onder mijn kwotum zat en ik niet graag weer ex-werknemer zou worden. Afijn, ekstra sokken mee en op weg, des te eerder was ik ook weer terug. Je moet wát.
Hoewel er een verschil in betekenis bestaat tussen leenwoorden (resentelijk aan een andere taal ontleend woord dat nog niet volledig 'ingeburgerd' is) en bastaardwoorden (aan een andere taal ontleend woord dat in spelling en vervoeging* / verbuiging* [grotendeels] de regels van het nederlands volgt), hanteer ik hierna steeds de term leenwoord vanwege de negatieve bijklank die bastaard in het dagelijks taalgebruik heeft. Die benadering geeft ook fraai aan hoe er in Nederland tegen allochtonen wordt aangekeken: naarmate die beter ingeburgerd raken, veranderen ze van bezoeker in bastaard.

De regels aangaande uit andere talen geleende woorden zijn simpel: plaats dergelijke woorden in originele schrijfwijze tussen apostrofs (of kursiveer ze), of herschrijf ze op de manier waarop vergelijkbare klanken in het nederlands worden geschreven. Daarbij maakt het niet uit of ze uit het engels, spaans, frans, of desnoods swahili komen.
Voor woorden die uit een taal komen die niet in latijnse karakters wordt geschreven geldt alleen het tweede deel van de regel (herschrijven, dat is wel zo prettig), tenzij je zeker weet dat je lezer(s) [m/v] de originele tekens kunnen lezen.

Probeer het vervoegen van leenwoorden zoveel mogelijk te vermijden om problemen met vreemde uitspraak te voorkomen, bijvoorbeeld het half aangepaste woord updaten (in goed nederlands: bijwerken) zou als voltooid deelwoord uitgesproken worden als [ge-up-deet], maar je zou moeten schrijven geüpdated of ge-updated - ben ik benieuwd hoe een digibeet dat uitspreekt, jij ook?
Ik stel voor om (als je het woord per se wilt of moet gebruiken) het voltooid deelwoord als ge-update op papier te kwakken (het voorvoegsel geeft de 'status' van het woord voldoende aan), daar voorkom je een hoop gehakkel mee.
Trouwens, als leenwoorden een nederlandse verbuiging en vervoeging aankunnen, veronderstel ik dat ze ook niet om zullen vallen in nederlandse schrijfwijze: to update > updeten?; to delete > dilieten?; en uploaden (uploden?) wordt vervoegd met uploadde en ge-upload, of (liever nog) je omschrijft de aktie als 'aan het uploaden zijn/waren/geweest'.

Woorden die inmiddels zo ingeburgerd zijn dat niemand moeite heeft met het gebruiken van de juiste schrijfwijze (douche, shampoo, toilet) moeten we misschien maar gewoon zo handhaven, ook al is dat een dubbele houding. Enigszins anders geformuleerd wat ik helemaal aan het begin van dit 'artikel' (onder de enigszins beweeglijke titel) al schreef: elk van deze voorstellen kun je volgen of naast je neerleggen. Volgens mij is iedereen die regelmatig schrijft uitsluitend op basis van zijn ervaring een spellingsdeskundige. Sommige van mijn 'stellingen' zijn veel gechargeerder dan mijn normale spellingen - ze hebben geen ander doel dan het tonen van mogelijkheden.

Voor woordgroepen en samenstellingen met leenwoorden zie het volgende kopje.

De roze sjampanje uit het spaanse Perelada smaakt mij net zo goed als het peperdure spul uit de franse Champagne. Daar kom ik op, omdat de buurvrouw zojuist haar masters degree in de politikologie heeft gevierd - met bubbels, ja. Zij is er blij mee (met het papiertje vooral) en voor haar word ik er ook blij van, maar waarom is het nederlandse onderwijs toch zo achteruitgehold, dat het zelfs voor een waarderingssiesteem leentjebuur moet spelen. Allemaal gevolgen van die stomme Mammoetwet, die havo-ers opleverde in plaats van hbs-ers. Stelletje bastaarden: zonder airbags bungee-jumpen. Eh, stiek-springen?
Even off-the-record, wat vind jij daar nou van?
Zij shampoot dagelijks haar haar - ik doe niet zo duur, gebruik gewoon sjampo om mijn haar te wassen - niemand ziet het verschil.
Ongekontroleerde hoeveelheden mp3's downloadend zag hij hoe virussen - die klapwiekend opstegen van de ruggen van trojaanse rossen en af en toe duikvluchten uitvoerden naar lelijke data-vergarende wormen - langzaam bezit namen van de server-ruimte. Dat is mooi, dacht hij, terwijl hij de kooi van zijn halftamme zeearend openzette (halftam is niet helemaal) en zelf de kamer verliet voor een vakantie in zonniger streken, die heeft weer even voer genoeg.
Sommige woorden worden zo vaak in elkaars gezelschap gesignaleerd, dat ze (min of meer) met elkaar versmelten.
Soms leidt dat tot verkortingen (afkortingen*, zoals m.a.w., m.b.t., enz.), meestal verkleeft zo'n woordgroep tot een samenstelling (en sommige samenstellingen vallen in het gebruik juist weer uiteen tot woordgroepen). Niet alle samenstellingen lezen even lekker weg, sommige aaneenschrijvingen leiden tot ongewenste dubbelzinnigheden.

Voorkom onzinnige woordbrijen als de "ter(-)inzage(-)legging", want "iets ter inzage leggen" is minstens zo duidelijk. Woordbreien is een lelijke hobbie die je lezers van je vervreemdt, woordbrijen zijn meestal te voorkomen. Op het schrijven van frutsels als elfstedenwandeltochtstempelplaats zou gewoon een boete moeten staan en een samenstelling als konsept-overeenkomst zónder koppelteken voelt voor mij als een slechte vorm van woordmagie.

Plaats verbindingsstreepjes daar waar woorden gegroepeerd worden aangeboden (en zeker als ze de leesbaarheid en de begrijpelijkheid bevorderen), dus schrijf niet "Tweede Kamerstoel" (aangezien we vaak vier tot zes kamerstoelen in huis hebben, alleen al in de eetkamer - ook niet "tweede kamer zetel" vanwege het feit dat de meeste huizen meer dan twee kamers hebben die meestal ook niet genummerd zijn), maar gebruik "Tweede-Kamer-zitzak" als het over bestuurlijke aangelegenheden gaat.

Een koppeling tussen een inheems en een andertalig woord bieden we ook liefst gestreept aan, kun je mooi bij het streepje van (uit)spraakregister wisselen. Plaats een koppelteken na een voorvoegsel dat positief-negatief (gunstig of ongunstig) is, of aangeeft dat iets voorbij, tijdelijk, toekomstig, schijnbaar of plaatsvervangend is: pro- kontra-, anti-, non-, niet-, pseudo-, semi-, kwasi-, ex-, loko-, vise-, adjunkt-, aspirant-, oud-, ..., zoals je misschien weet zijn dat over het algemeen woorden die we uit het latijn overnamen. Dat past dan weer fijn bij de vorige regel.
De enige vaste uitzondering hierop is natuurlijk de bekendste betekenis-omdraaier die we hebben, namelijk on, want die plaatsen we vast - vind je dat onlogisch of onzinnig? En wat we met des doen, ligt volledig aan de tekstuele omgeving, zoals in: de zogenaamde deskundige leverde vooral des-informatie (ik vind dat een grapje moet kunnen, op zijn tijd).

Sommige samenstellingen en afleidingen zijn dermate bekend dat ze ook zonder koppeltekens totaal geen moeilijkheden opleveren (zie bijvoorbeeld, in deze alinea alleen al, samenstelling, koppelteken en bijvoorbeeld, om het over moeilijkheden maar helemaal niet te hebben). Daar staat dan weer tegenover dat er bij een eenvoudige samenstelling als kwartslagen tóch verwarring kan ontstaan door het betekenisverschil tussen kwart-slagen en kwarts-lagen; als uit de kontekst niet duidelijk wordt welk van de twee bedoeld is, ligt het voor de hand om een koppelteken in te voegen (zie verder: leesteken).
Zo'n streepje voeg je ook toe als de samenstellende delen gelijkwaardig zijn: zwart-wit.
Wat wil je nou, mij opzadelen met een full-colour-rekening voor duotoon-drukwerk in blauwtinten? Als ik een eye-opener nodig heb, pak ik wel een lusifer. En als wij een all-in-prijs afspreken, moet je daar niet nog een keer btw bovenop zetten, dan betaal ik je gewoon helemaal niets, bekijk het even, minkukel.
Zelfs de 24 uurs-ekonomie levert 10-eurobiljetten niet in 4-kleurendruk.

De spell-checker van MS-Word stelde voor om van "50 50 eurobiljetten" (50 biljetten van 50 euro - altans volgens de Taalkurie-spelling 2005) een onbekend aantal biljetten zonder aangegeven waarde te maken, maar wel half-om: "50-50 eurobiljetten", stelletje dieven uit Redmond, je kunt ook té goed van vertrouwen zijn.

De portier van de schouwburg stuurde ons de hoek om, daar moesten we een hoeken-tree vinden, maar het enige wat we vonden was deze perfekt draaiende wenteltrap naast de gesloten artiesten-ingang. Zou dit net zo'n nep-opdracht zijn als die jonggastjes wel eens krijgen: "haal in het magazijn even de vierkante-gatenschaar" (of moet dat een vierkante gatenschaar zijn - en die idioten van de Taalunie sturen je helemaal het verkeerde bos in).

Over het gemeukel (gemiezemeut) van de Taalunieblokhoofden om een deel van de trema's (deeltekens) te vervangen door streepjes (koppeltekens) schrijf ik meer bij aksenten.

Als uitzondering op de regel (plaats verbindingsstreepjes ...) hierboven zóúden we (zelfstandig gebruikte) woordgroepen uit een andere taal kúnnen behandelen, als we die niet willen aanpassen, door het begrip tussen enkele aanhalingstekens te zetten (en/of kursiveren) 'on line', on line, 'on line'. Zodra het begrip (al dan niet vernederlandst - in dit geval tot 'online') wordt gekoppeld aan een nederlands woord of voorzien van een nederlands voor- of achtervoegsel, dient de hoofdregel te worden toegepast: online-verbinding. Mijn voorstel echter is om hier géén uitzondering te maken, dus gewoon altijd online (met een breedband-verbinding kan dat meestal ook zonder meerkosten).

Tot overmaat van streepjesramp (hoeveel namen dat ene leesteken "-" wel niet heeft) hebben we ook nog het infame weglatingsstreepje. Dat wordt gebruikt uit ekonomiese overwegingen, namelijk om te voorkomen dat je bepaalde woorden over en over moet uitschrijven en uitspreken ("meer- en minderwerk"). In de kop van dit blokje heb ik stiekem zo één keer het woord streepje laten verdwijnen (en het is je waarschijnlijk niet eens opgevallen). Er zijn (ook gelijksoortige) situaties waar je woorden weglaat zónder dat er door jou zo'n wegpoets-streepjesgeval hoeft te, nee, mág worden geplaatst ("olympies en klatergoud").
 
Om 14.30 uur kwam er (die dag in april 2004) per e-mail een bommelding binnen; om 15.12 uur ontving de vrolijke voorzitter van de stripkonventie een briefje met slechts één woord: bommelding. Hij las het briefje, glimlachte, legde het weg en kondigde de volgende spreker aan: "Uit het magiese Ierland is hier voor u ...". Het scherm werd zwart. Het Journaal van 20.00 uur sprak over een lafhartige en onaangekondigde bomaanslag, waarbij tenminste 137 doden waren gevallen, en de geestelijk vader van Ollie B. Bommel was daar niet bij, want die had zich ruim voor de konventie afgemeld wegens zijn gezondheid (had vast iets met zijn hoge leeftijd te maken, nemen we aan).

De min-president bevond zich onder de niet-rokers, pontifikaal rondbanjerend, walmend van zelfvoldaanheid, niet te filmen zo hipokriet, zelfs voor zo'n gemankeerd verspreider van gebakken lucht en ... kwamen de betekenisloze en slappe gebaartjes van die gebrilde brugpieper trouwens niet uit een of andere rolprent? Ach ja, Herrie im Poster die met zijn toverstafje alle problemen op dacht te kunnen lossen. Geen wonder dat zijn trawanten er zo met de pet naar gooiden: "Onze Herrie wappert het wel recht met zijn kollenkunst".

De winde-wikkelingen werden drasties ingeperkt door de wind-erosie die het hek kreunend deed inzakken.
Het wordt tijd dat B&W een standpunt innemen, i.p.v. zich naar de volgende reseptie te laten vervoeren, een trait-d'union is geen bewijs van vereniging, dat tot dronkenschap moet leiden, op gemeenschapskosten.

Wat vind je van "rode en export". Flauwe zooi. Is DIT met "kleine of hoofdletters" dan beter? Kan er mee door.
In tegenstelling tot samenstellingen kunnen de delen, waarin een afleiding kan worden gesplitst, op zichzelf niet voorkomen (behalve het één- of meerledige 'hart' van de afleiding natuurlijk); een afleiding bestaat kortom uit (meestal) één zelfstandig (naam)woord en een of meer voor- en/of achtervoegsels. Ja, een vagere omschrijving kan ik best verzinnen, maar ik heb er nu geen zin in. Een afleiding ziet er uit als één (mogelijk erg lang) woord, zonder verbindingsstreepjes, dat (als nodig aan het eind van een regel) wordt afgebroken ná een voorvoegsel, dan wel vóór een achtervoegsel (ge-broken, ver-lopen, ver-zin-sel). Even zonder dollen: koor-tje <-> koord-je, en nog verlichtender: bot-ste <-> bots-te. Maar er kunnen dus ook afleidingen worden gemaakt van samenstellingen: kwaadaardig, bovengronds, laatbloeier.

Wat afbrekingen (aan het eind van een regel) betreft kán ik kort zijn (maar of ik zál, dat is de vraag): het liefst vermijd je het afbreken (ook wel: afkappen) helemaal, maar afbrekingen waarbij het achterblijvende of vooruitgeplaatste deel uit één of twee letters bestaat zijn zonder meer verboden (door wie? nou, nu door mij!), gaat het over drie letters probeer dan door de woordvolgorde in de zin te veranderen de afbreking te voorkomen, gaat het over vier of meer, ga dan vooral je gang (het is jouw feestje).
Als je het écht niet kunt vermijden (maar ik hou je in de gaten), mag je bij samenstellingen (daarbij breek je namelijk simpelweg af tussen de samenstellende delen) ook afbreken na duidelijk herkenbare voorvoegsels van twee of drie letters: be-leefdheidsfrase, ge-zelschapsspel, ver-trouwenskwestie, ter-nauwernood - dat kan heel verduidelijkend werken: iemand die meteen (met-een) afbreekt als me-teen, die heeft een pedikuur nodig, en is duidelijk geen zuid-nederlander. De verschijning van achte-ruit kan op twee dingen duiden: een tikfout of vuile glazen. Misschien een idee om toch maar op kon-takt-len-zen over te gaan?

Voorheen moesten we (op-)gemerkt schrijven (volgens een vage regel die het sluithaakje liet fungeren als een afbreekpunt), maar de meeste mensen deden dat al jaren niet meer. Vanaf 1995 is die voorkeur van de taalgebruiker 'erkend' en moet het offisjeel (op)gemerkt zijn. Dat is mooier, hoeft niet aangeleerd te worden en leest gemakkelijker. Je plaatst nog steeds wél een streepje (-), als dat zonder haakjes óók gebruikt zou worden: (pseudo-)wetenschappelijk geneuzel (het neppige karakter kan immers niet genoeg benadrukt worden).

Dan nu het degelijke stampwerk: achtervoegsels die met een klinker beginnen nemen (minstens) één medeklinker van het voorgaande woorddeel mee: geesten (meervoud van geest) -> gees-ten. Verder dien je bij afbrekingen rekening te houden met verkeerde indrukken (die voorkom je namelijk beter). In het omkaderde voorbeeld bij het voorgaande kopje kom je een heel bekende tegen, maar wat te denken van beste-dingen, reserve-ring en (tegen inlevering van de helft van je bonuspunten) groepseks-kursies (dat groepsseks met tussen-s 'hoort', daar lees je voor het gemak even overheen). Wat zou dat vreemde woord kursies toch betekenen? Misschien wordt er wel kursus bedoeld? Hmm.

Vermijd afbrekingen in een ng-klank, maar als je moet, dan als volgt: rin-geloren (in: "ik laat mij niet ~ door de Taalunie") en kin-kels - dit gaat natuurlijk niet op voor een woord samenstelling als belang-rijk (of Frank-rijk, maar dat dan weer om een heel andere reden: het rijk van de franken).ng-teken
In dit ng-verscheurend afbreken treedt mijns inziens pas verandering als ons alfabet wordt uitgebreid met een apart letterteken voor de [ng]-klank (in dat geval wordt kinkels natuurlijk geschreven als ki[ng]kels en als ki[ng]-kels afgebroken (komt eindelijk dat republikeinse verband naar buiten).ch-teken
En laten we dan meteen voor de [ch] ook een nieuw letterteken invoeren (daar kan ik zo gauw niks achter ontdekken wat met politiek heeft te maken). O ja, toch wel, door het invoeren van nieuwe letters isoleren we ons heel snel en afdoende van de rest van de wereld (maar je mag van mij best dromen over een perfekt alfabet - en dan verandert de uitspraak in de loop van de jaren weer en kun je opnieuw beginnen, tof).

Bij een verkleinwoord (opa'tje / opaatje) kun je op de plaats van de apostrof afbreken: opa-tje (en die apostrof is dan natuurlijk nergens meer voor nodig - de verdubbeling van de a ook niet - wekt alleen maar verwarring met opaal).

Nog iets belangrijks: gebruik níét, nee, nóóit, de spellingskorrektor (of hoe de sintaktiese variant van dat ding ook heten mag) van je tekstverwerker, want dat programma'tje heeft nog niet voor één sént (zelfs geen gúlden-sent) benul van de grondslagen van het nederlands, en hoe goed het resultaat ook lijkt, het blijft 'halve-bak', kortom, ni-foe-ni-fa.
"De schijn-baar ver-ont-schul-di-gen-de hou-ding van het to-taal niet ge-schik-te dien-ster-tje was erg on-ge-past, om die reden heb-ben we haar moe-ten laten gaan." "Wat een onzin", wierp ik tegen, "ze deed pre-sies wat jul-lie haar aan vui-lig-heid had-den op-ge-dra-gen, daar zou je haar loons-ver-ho-ging voor heb-ben moe-ten geven".
"Van je vrien-den moet je het heb-ben." "Ik voel me hier ook steeds min-der tuis."
Diegenen die nu grappig opmerken dat 'baar' (in schijn-baar) wel zelfstandig kan voorkomen zal ik maar (als een lamp licht-gevend natuurlijk) snel afmaken met: "ga er maar vast op liggen".
Na het uitbundig zingen van de eerste drie strofen met bijbehorend refrein komt de kata-strofe, en de pijn.
Het bij mijn weten enige normale woord dat acht (8) medeklinkers achter elkaar kent (angstschreeuw), verdeelt die bij afbreking netjes in twee setjes van vier: angst-schreeuw, je zou bijna bang worden van die steriele afbakening.
Het oor en het taalgevoel mogen hier de dienst uitmaken: in een hondehok resideert meestal slechts één viervoeter, een kippenhok wordt gemeenlijk bewolkt door meerdere opjagers van stof en veren (om over het gekakel nog maar te zwijgen, dat tokt maar door - "tokken over bloemmotieven op postzegels" zou een inmiddels overleden oud-dosente Historiese Letterkunde zeggen, als de leden van de werkgroep het met veel woorden over niks hadden).
Naast dit (taal)gevoelige verschil tussen -e of -en (gebaseerd op hoeveelheden) is het belangrijk om te weten, dat er in feite alleen maar iets tussen hond of kip en hok neergezet wordt om het ritme in de uitspraak van de samenstelling niet te verstoren, een ritmiese verbinding dus. Verder zijn er natuurlijk woorden die 'van nature' die -e al hadden, zoals vlaggeschip (= het schip dat 'die vlagge', de lands- of admiraalsvlag, enkelvoud, voerde), om de onzinnigheid van de Taaldwaze tussen-n-beregeling maar eens aan te geven.
Ho ho, je haalt er de geschiedenis, de etimologie bij en dat zou je niet doen. Je hebt gelijk, dat zou ik niet doen.

Laten we gewoon stellen, dat we de tussen-(e)n en tussen-s voortaan slechts daar invoegen waar het (naar jouw gevoel of voor de leesbaarheid) nodig is, dus als je geen idee hebt schrijf je ideeloos of ideeënloos (alnaargelang je het uitspreekt dus) - vandaar ook pannekoek of pankoek. En als je het niet weet (omdat je je eigen oren niet gelooft) dan schrijf je gewoon géén tussen-n/s, zo eenvoudig.

Het zal een tijdje niet echt van harte gaan, omdat we ons taalgevoel sinds 1995 in kommissie hebben verziekt door te proberen volgens de regeltjes van toen te schrijven (omdat we misschien wel dachten dat de Taalunie het beste met ons voorhad), maar het genezingsproses zal louterend werken.

In mijn vorige artikel had ik het al over een in een tekst aangetroffen angst-n (en dan meteen maar twee keer). Het bleef helaas niet bij deze ene gelegenheid. In een advertentie van een uitzendburo voor de grafise en informatika-sektor trof ik de volgende formulering aan (de onderstreping is van mij en geeft aan dat er meer niet helemaal korrekt is in de spelling van de opsteller van de advertentie): "Ter ondersteuning van een paar grote projecten zoeken wij een uitvoerend dtp-er (m/v). Vindt je het leuk om een bijdrage te leveren aan een seizoensbrochure en een plattengrond reageer dan snel!" Volgens mij moeten er veel meer van die spontaan verdwaalde angst-n-exemplaren zijn, want naar deze heb ik niet eens gezocht, ik viel er gewoon over. Ik voorspel dat ze overal gaan verschijnen waar tot op heden een -e stond aan het eind van (wat lijkt op) het eerste deel van een samenstelling.
In de Spellingwijzer (een verbeterde versie van het Nat-Achter-De-Oren-Grasgroene Boekje) werden erg veel spellingsvoorschriften uit de doeken gedaan, maar dat leverde in mijn ogen toch nog een vruchtenloze brei op (grapje, het moet vruchteloos zijn, dat weet ik ook wel, want konfiture zonder fruit is niets anders dan gesmolten suiker en konserveertroep). Daar kunnen die van Onze Taal niets aan doen, dat valt enkel de Taaltuttifrutters te verwijten, met hun vermeende, versteende en schijn-samenstellingen.

Nu we zo hard hebben gelachen om de dronkenlap, kunnen we ons alvast gaan wapenen tegen de klerenlijer (moet dat trouwens geen -lijder zijn, of -junk?) en de bruidengom. Bereid je er daarnaast maar op voor dat radeloos en radenloos nog maar een paar jaar twee verschillende woorden zijn, waarvan het eerste te maken heeft met een vorm van wanhoop en het tweede met een indeling zonder kommissies, want die trof ik ook aan in de lange lijst "oplossen 2015", die op een usb-stick stond die ik vond toen ik de tafel deed na een vergadering van de voorzitter van de Taalunie met onze helft van het Comité van Ministers (ik zeg niet waar dat was, en het stikkie gaat niet naar p.r.-man de Fries). Wil je meer? Vooruit dan. Een (al dan niet beperkt) gebied 'zonder grenzen' is meteen 'onbegrensd' geworden, want grenzeloos, en hoe het presies zit met klas, klasse en klassen is ook voor nadere uitwerking opgenomen: GB2005 noemt bijvoorbeeld de enigszins verwarrende begrippen klasseloos, klassenbewust en klassenhaat, maar gelukkig voor mensen die niet tegen tocht kunnen, worden klaslokalen vanaf nu steeds gesloten, er is alleen nog maar een open klasse, er zijn geen open klassen meer.
Denk je dat ik niet meer van die verwarde vragen heb? Je vergist je: betekent schuldeloos dat je 'onschuldig' bent of dat je nooit méér koopt dan je portemonnee toelaat - en als ze me nawijzen met bandeloos, wat dan, weet ik mij niet te gedragen of rij ik rond op kale velgen? Nodeloos: 'zonder noodzaak' of '(goed) voorzien'?
Waardeloos, brodeloos, mateloos, en ik kan er zelfs bijmaken, altans, deze kwamen in het wild nog niet voor: roekeloos, zowel 'onbezonnen' als in 'een veld met kraaien en kauwen, maar geen roeken', hopeloos als je de moed hebt opgegeven, of juist dolgelukkig bent, omdat er al drie maanden geen mollen onder je gazon hebben rondgekropen.

Overigens heb ik begrepen dat bevallingen in de onmiddellijke toekomst op gezag van de Taalstupen een gezellig teekransje gaan worden: weeëloos. En voor het geval dat er wel sprake is van wat voorheen weeën werd(en) genoemd (het versneld regelmatig pijnlijke samentrekken van baarmoeder en omgeving om geboortekanaal en bekken voor te bereiden op partus), dat is dus teruggebracht tot hooguit één wee. Als ik vrouw was en kinderen op de wereld had gezet, zou ik zeggen, dat het baren voor de (toekomstig) zwangeren voortaan een fluitje van een sent is, waar ik voorheen toch wel minimaal enkele uren pijnlijk onder de pannen was. Ik voel me wat weeïg worden. Een stoel graag, en misschien wat koffie of vlugzout?
Regelmatig gaan/gingen er stemmen op om de woorden met au in het vervolg met ou te schrijven, of juist omgekeerd, afhankelijk van iemands eigen spraak. Datzelfde verschijnsel treedt ook op bij de woorden met ei en ij, maar hierbij wordt dan soms voorgesteld om beide letterkombinaties te laten vervallen en te vervangen door het ene teken y. Als dat zou moeten gebeuren zou ik kiezen voor au en y, de eerste omdat voor mij de [au]-klank begint met een [a] en niet met een [o], en voor de i-grek uit luiheid en omdat daarmee alle [ei]-woorden herspeld zouden moeten worden.
Het zal er niet van komen, daarvan ben ik redelijk overtuigd. Mij spijt het niet.

Dat het verschil in schrijfwijze tussen au en ou, en tussen ei en ij oorspronkelijk te maken had met de herkomst en uitspraak van woorden (uit een tijd waar allang geen sprekers meer van in leven zijn) kan voor een beperkte groep mensen interessant zijn, voor de gemiddelde taalgebruiker is het belangrijker om te weten hoe en waar die (anders gespelde, maar gelijk-klinkende) woorden met afwijkende betekenissen (homoniemen*) te gebruiken zonder zich voor schut te zetten. Het schrijven van regeltjes is hier dan ook onzin, je kunt niet anders doen dan de woordjes en hun betekenissen aanleren (voorzover je ze gebruikt natuurlijk).
bauwen(praten dat op blaffen lijkt, of zoiets dan toch) <=> bouwen(de grond bewerken, golven breken op het strand, soms levert het bewoonbare hokken op)
kauw(slimme kraaiachtige, die niet van kouwtjes/kooitjes houdt) <=> kouw(eerst het kouwtje, dan het vrouwtje)
nauw(smalletjes, strak omsluitend, het komt er op aan) <=> nou(nu dus, op dit moment)
neigen(weifelen, twijfelen, maar al wel een bepaalde voorkeur hebben) <=> nijgen(voorzichtig buigen, bijv. omdat je rug zeer doet, en anderen omschrijven je beweging dan als eerbiedig)
peil(afmeting, hoogte, vaak opgevoerd om een verschil aan te duiden) <=> pijl(richtinggevend ding, regelmatig in gezelschap van een boog voor het inslaand aangeven van druk)
rei(gezamenlijk ritmies bewegende personen, soms kunnen ze ook nog zingen) <=> rij(in een mogelijk rechte lijn gerangschikt spul of volk, of pootgoed, regelmatige volgorde)
veilen(in het openbaar verkopen, aanbieden) <=> vijlen(bijwerken, polijsten, doorslijten)

De zaadoogst van de karwij was een heel karwei. Dat dacht jij, vergelijk het eens met het ijken van de waterstand onder eiken. Doen ze dat dan, en waarom? Zeker, tussen het reizen met een bak rijzend deeg en het uitweiden over het voorkomen van het uitwijden van tietse okseltruitjes. Iets over het waarom zeggen is lastig, daar weifel ik wat, ik heb daar meerdere twijfelachtige kletsverhalen over gehoord, maar als je 't mij vraagt... Doe ik toch. Jaaaa, volgens mij, bedoel ik, je laat me ook niet uitspreken, ik denk dat het niet anders is dan gesanktioneerde kapitaalvernietiging. Juist, oh, nou, daar kan ik niet echt brood van bereiden. Smakelijk. En hortsik, vooruit gij geit-berijders.

En wat doen we nu met de y, de i-grek?
Die vervangen we het beste door i of ie (als de i-grek als klinker wordt gebruikt), door j (bij gebruik als medeklinker), en in een enkel geval laten we de letter gewoon weg. Helaas (ik durf het bijna niet te zeggen) komen we ook hier weer een paar uitzonderingen tegen, waarbij vervanging niet écht een optie is, zoals yoghurt (hoewel 'jochert' voor mij ook voldoet) en yankee (maar goed, dat is een scheldwoord, dat mag voor mij). Maar wat met yam-wortel, wordt dat ineens de basis voor konfituur?
Eh, en Y-chromosoom, anders valt een deel van mijn bestaan weg.
 
Waar nodig je mij voor uit? Iets nieuws: de siniese piama-partie. Wablief? Eh, een feestje waarbij de gasten blijven slapen. Dat deel begreep ik, maar wat doet siniese daarbij? Ja, da's 'n bepaald soort humor. Okee, en dan nu de kombinatie nog even? Nou, gewoonlijk zijn piama-parties voor kinderen en middelbare scholieren, en deze versie is bestemd voor mensen van middelbare leeftijd, midlife krisis, overgang, dat soort publiek, zeg maar, een uit de hand gelopen schoolreünie. Simpatiek, dat je aan me denkt, maar daar ben ik nog lang niet aan toe, zo'n beetje gaan zitten sikkeneuren achter teveel glazen koppijnwijn, ga maar lekker alleen. Ja maar, er komen allemaal goede vrienden en kennissen van vroeger. Tof, luisteren naar al die gelogen suksesverhalen en doorstane echtscheidingsellende van die tiepjes waar we niet voor niets nú geen kontakt meer mee hebben, dank je feestelijk. Ik wist niet dat jij zó sinies was.
Die letter doet zo zijn/haar best in leven te blijven, dat er veel voor te zeggen is hem/haar het bestaan niet te ontnemen, maar ... in de inleiding stelde ik me niet te laten (af)leiden door de etimologie* bij mijn pogingen de spelling simpeler te krijgen, dus dat moet ik ook hier niet laten doen, die antieke h moet gewoon hangen.
Over welk overblijfsel gaat het eigenlijk? Over de onuitgesproken letter in woorden als "thans", "theater" en "thuiskomen", want de letter doet niks anders dan er zijn, en weglaten levert helemaal geen betekeniswijziging op. Dus, ophoepelen.
Teedrinken kan ook zonder zo'n nepperig opstekend pinkje. Vóór 1995 waren er voldoende termoskannen te koop in bekende warenhuizen. Teorieën kunnen h-peringen missen als kiespijn. Al dat teatrale gedoe van die teokraten heeft niks te maken met het tema van deze bijeenkomst. Onbesproken bleef de h-loosheid van nochtans, hulde.
De zon staat in het zenit boven het hart van het labirint te wachten op een vind-ster om mee te spelen.
Maar die zit thuis lekker thee te drinken met haar enthousiaste theater-dochter.
Je moet er wel om kunnen blijven lachen, stomme theoretikus. Kus?
Het zijn er maar een paar, maar nog niemand heeft me van het nut van hun bestaan kunnen overtuigen (zelfs Kollewijn had er in 1891 al een kort maar krachtig vaarwel aan gewijd). Het is leuk om te weten dat "ambt" eigenlijk een verkorting is van ambacht, maar in de moderne samenleving wordt er niet zo gek veel ambachtelijk werk meer (af)geleverd.
Meestal hoor je [klup-blat] ook al wordt "clubblad" soms uitgesproken als [klub:lat].

En dat "erwt" eventueel zou afkomen van het latijnse ervum of het griekse orobos (maar het blijft onduidelijk waar het woord daarvoor met bestaan begonnen was) is voor de meeste mensen niet buitengewoon interessant.
Iets anders is het laten voortbestaan van de w in wraak en wringen, want sommigen spreken die écht uit, en niet als v.
Iemand met ambitie streeft toch niet naar zomaar een baantje als amtenaar, kun je nog beter in een willekeurige gaarkeuken bereide ertensoep gaan opscheppen, daar zie je ook nog veel meer boeiende mensen dan steeds dat klupje ambetante kollega's die ook alleen maar met een rood potloodje droogstoppelen, stelletje tobberds.
De licht-rossige prinses ertjes-op-een-plank koos haar minnaars-voor-een-dag-of-nacht met amtelijke presisie (in mijn oren is dat een behoorlijk lelijk afstreepmodel, maar ze was in werkelijkheid beeldschoon).
Hoewel de vervoeging van werkwoorden nauwelijks tot het terrein van de spelling behoort, maar ondergebracht is bij de grammatika (waarvan de regels veel eerder waren vastgelegd dan die van de spelling), wil ik hier in het kort toch wel wat over schrijven, aangezien zelfs de meest taalvaste schrijver [m/v] niet kan voorkomen dat hij/zij d/t-fouten maakt. En niet alleen bij die werkwoorden waarvan de onbepaalde wijs (het hele werkwoord) eindigt op -den. De modieuze begroeting watskeburt heeft het probleem prachtig opgelost, alleen zie ik ons op die vondst de hele taal nog niet aanpassen. Wij lopen gewoon de lange weg.

Er zijn sterke werkwoorden (lopen, liep, gelopen) en zwakke (eisen, eiste, geëist); de zwakke zijn in de meerderheid, een aantal van de sterke kennen inmiddels een zwakke variant (erven, orf, georven - erven, erfde, geërfd) waarbij de zwakke inmiddels de sterke in gebruik overheerst, in de toekomst verdwijnen alle sterke werkwoorden (dat hoort bij de ontwikkeling van taal, is niet tegen te houden).

Werkwoorden zijn te verknippen in (voorvoegsel,) stam en uitgang: lopen bijvoorbeeld als loop-en; verlaten ==> (ver-)laat-en; worden ==> word-en; gaan ==> ga-n.

De vervoeging van de tegenwoordige tijd levert alleen problemen op in de tweede en derde persoon enkelvoud (jij, hij, zij, het stam+t, máár let op: stam jij): hij loopt; zij gaat; het wordt, fiets jij. Zie het schema hieronder.
De meeste werkwoorden worden in de tegenwoordige tijd als "dansen" vervoegd
(alleen zijn, hebben, kunnen, zullen en willen zijn eigenwijs en doen het anders):
ik dansbenhebkanzalwil
jij danst, maar: dans jij?bent, ben?hebt, heb?kunt, kun?zult, zul?wilt, wil?
hij/zij/het danstisheeftkanzalwil
wij dansenzijnhebbenkunnenzullenwillen
jullie dansenzijnhebbenkunnenzullenwillen
zij dansenzijnhebbenkunnenzullenwillen
In de tegenwoordige tijd zou er een probleem op kunnen treden bij werkwoorden waarvan de stam op -d of -t eindigt (worden, eten), maar dat gebeurt gelukkig niet: "jij wordt, eet" (niet eett, het nederlands kent geen dubbele medeklinker aan het eind van een woord (op de slaapverwekkende onomatopee zzz na) - basketball, jazz, skiff en topless zijn leenwoorden - de vraagvorm is gewoon "word, eet jij?").
In de verleden tijd (van zwakke werkwoorden) bestaat dat mogelijke probleem niet, maar bij het voltooid deelwoord moet het op dezelfde manier ondervangen worden: wachten wachtte gewacht (niet gewachtt, vanwege die onmogelijke dubbele medeklinker); wenden wendde gewend (niet gewendd, je weet inmiddels waarom dat is) - let hierna op het gelijke deelwoord: wennen wende gewend, met een heel andere betekenis.

In de verleden tijd (en het voltooid deelwoord) van de zwakke werkwoorden doemt een ander probleem op: bij sommige werkwoorden wordt in de verleden tijd -de(n) toegevoegd, bij andere -te(n) (het voltooid deelwoord eindigt daarbij respektievelijk op -d of -t). Welke wat doen is via een simpel ezelsbruggetje te onthouden: alle zwakke werkwoorden ontvangen de -d-variant, behalve die van 't kofschip (of 't fokschaap), want die krijgen de -t-variant.
De kofschip-regel betekent dit: werkwoorden waarvan de stam eindigt op een van de medeklinkers die in 't kofschip voorkomen (t, k, f, s, ch, p) worden in de verleden tijd voorzien van -te(n).
Er zijn mensen die denken dat het tegenwoordig deelwoord dezelfde twee uitgangen krijgt (met -d of -t) - nou, dat is niet zo: een tegenwoordig deelwoord eindigt altijd op (e)nd: lopend, de lopende neus (waarheen, waartoe, waarom).

Afhankelijk van hoe je 'stam' opvat, klopt de kofschip-regel, want er zijn twee stam-versies in omloop: [a] stam = het hele werkwoord zonder de uitgang -en (of -n), [b] stam = dat deel van het werkwoord waar je 'ik' voorzet. Bij versie [a] gaat de kofschip-regel op, bij versie [b] is die regel onvolledig, want de werkwoorden die een zogenaamde valse-f (durven - durf) of valse-s (grazen - graas) in de stam hebben horen er niet bij, die krijgen de -d-variant (durfde, gedurfd - graasde, gegraasd).
Aangezien we inmiddels vrij veel leen(werk)woorden hebben opgenomen, is de kofschip-regel niet meer volledig dekkend, want naast de c (racen-racete-geracet) moet ook de [sj]-klank meegenomen worden (finishen-finishte, douchen-gedoucht, matchen-matchte-gematcht), maar om er nu shit schaap, fok! / shikse fopt cache / fikse pasja toch of nog minder begrijpelijk (en kloppend) geknutsel van te maken is ook weer zowat.

Volgens de GB2005-regels (soms in aanvulling op, maar vaker in tegenstelling tot wat in GB1995 stond) worden sommige inmiddels tamelijk ingeburgerde engelse werkwoorden (lease, browse, update) vervoegd op de nederlandse wijze, waarbij er uitgegaan wordt van de engelse stam, want zo doen wij dat met nederlandse werkwoorden ook.

Wat een vreselijk hersenverweekte opmerking is dat: engelse werkwoorden hebben op die manier geen stam, die woorden worden vervoegd vanuit de onbepaalde wijs (to lease - huurkopen, to browse - bladeren, to update - bijwerken).
Als je al een regel voor het (op z'n nederlands) vervoegen van engelse werkwoorden wilt opstellen, kan het volgens mij geen kwaad om eerst eens te luisteren naar de gemiddelde taalgebruiker, die het heeft over leaste, ge-least / leasde, ge-leasd, browste, ge-browst / browsde, ge-browsd en ge-update (een verleden tijd heb ik daarvan nog nooit gehoord, lijkt me vanwege de onwennige klankopvolging ook een tongbreker), maar ja, dan kun je niet zeggen dat je het zelf hebt bedacht, sorry, via de wetenschappelijke manier gevonden ... en daar ging het toch om bij die Taalfeuten? Wat is die wetenschappelijke manier eigenlijk?

Wat je ook zou kunnen doen is van die engelse werkwoorden een fraaie nederlandse onbepaalde wijs fabrieken (leasen, browsen, updaten), daar vervolgens -en vanaf plukken en het resterende deel stam noemen (volgens versie [a] van hierboven), dat vervolgens op z'n nederlands vervoegd kan worden, je doet het goed of je doet het niet. Voor mij hoeft het allemaal niet, laten we maar eigen woorden maken of bestaande gebruiken, zoals bijwerken in plaats van updaten, opslaan (of bewaren) voor saven, weggooien voor deleten, afdrukken voor printen - voor upgraden kom ik niet verder dan voorzien van vernieuwde/verbeterde versie en dat moet beter en korter kunnen - verslijt mij niet voor een purist, want ik heb niks tegen leenwoorden.
Bij "de meisje" kunnen we niet zeggen dat er sprake is van ínburgeren (van allochtonen, want dat schijnt vooral te móéten), eerder van ómburgeren. Dat lijkt wel op het afrikaans dat alleen maar "die" heeft voor ons "de / het" (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig), trouwens ook altijd "wat" gebruikt, ook daar waar wij "dat" en "die" zouden ...
Ja ja, genoeg alweer, wat heeft dat te maken met wat er gebeurt, of met wat er gebeurd is?
Niks, laat mij nou ook eens een 'nieuw' woord inbrengen.
Breek dan hier maar even je hoofd over: "ik heb vaak gestofzuigd" versus "ik heb vaak stof gezogen", waarbij het laatste fout zou zijn, tenzij je dat door een rietje zou doen in plaats van met een apparaat (stofzuiger). Vertel me, wat vind jij daar nou van?
Volgens mij is het gewoon een regionaal verschil (op sommige plekken doen ze aan 'stof zuigen', niet aan 'stofzuigen'; op die plaatsen is 'stofzuiger' een apart woord). Ik zou "ik heb vaak stof gezuigd" wél fout vinden, omdat het voltooid deelwoord van 'zuigen' (bij stof-spatie-zuigen, via verleden tijd 'zoog') 'gezogen' is, terwijl aan de ander kant 'stofzuigen' als 'stofzuigde' 'gestofzuigd' vervoegd wordt.
Wel, it sucks, daarover kunnen we het eens zijn.
...
Okee, en dan nu een kleine portie gemiep: "ik kom geen koffie drinken" tegenover "ik kom niet koffiedrinken", wat vindt het forum daarvan?
Geen probleem, niet echt interessant, het klopt allebei, net zoals hout(-)hakken en kolen(-)branden.
Met jouw tweede voorbeeld ben ik het helemaal niet eens: er is een duidelijk verschil tussen kolen branden (deed vrijwel iedereen hier zo'n vijftig jaar geleden) en kolenbranden (kolenbrander is/was een écht beroep).
Wat jij wil.
Een moeilijke: de voltooide deelwoorden van "doorlopen" en "overdrijven"?
Ha, da's een instinker, beide werkwoorden hebben twee vervoegingen: "doorlópen" (van een trajekt) => "doorliep, doorlopen", "dóórlopen" (tijdens een tocht, of van blaren) => "liep door, doorgelopen", "overdríjven" (geen maat kunnen houden) => "overdreef, overdreven", "óverdrijven" (van wolken) => "dreef over, overgedreven".
Een griffel of een knuffel?
Waar is dat tientje gebleven? (gniffel, gniffel)
Naast de schuivers die je met werkwoorden kunt maken, zijn er natuurlijk nóg een aantal mogelijkheden om op je bek te gaan met d's en t's aan het eind van woorden (homoniemen*). En net als bij de au/ou en ei/ij zul je je de betekenissen van die woordkoppels moeten eigen maken.
boud(een gedurfde uitspraak) <=> bout(heeft iets met een moer, een poot of afgang)
bod(aannemen of weigeren) <=> bot(deel van gebeente; niet fijnzinnig)
bond(vereniging, verzameling, bundel, afspraak) <=> bont(meerkleurig, harig beestenvel)
kond(bekend, van bekendmaken) <=> kont(achterste, soms ook vrouwelijk voorste)
rad(ronddraaibaar geval, soms met spaken of kammen of tanden) <=> rat(knaagdier met veel familieleden, en veel tanden)

                De flesjesblonde hotelrat zat vaak in het kakelbonte reuzenrad,
tot de sluitingstijd van de kermistent het begin aangaf van zijn nachtidentiteit als lange-vingervent.
Onbetrapt en schaduwvlug verzamelde hij verkapt hout voor een knuppelbrug,
voor over het moeras van buitgemaakt goed, produkten van andermans zweet en bloed.
Toen door een kapster, licht afgetobd, in plaats van gegolfd hij werd gebobd,
struikelde hij over zijn zelfbeeld, kwam buitelend neer op zijn ziteelt.
De raspelende kopstekels lieten alarmschellen als trappelende rekels bellen,
de daarop volgende arrestatie leidde bij hem tot dolle frustratie.
Daarop werd hij kaal, erg versneld, en dat is het verhaal, want zo is't mij verteld.

- ... Met de eerste hulp. - Dokter, we hebben een klein ongelukje gehad hier, iemand had het potje met aangekleurd rattenkruit bij de groene kruiden gezet en nu is er ...
- Ik begrijp het al, over hoeveel mensen gaat het, en hoeveel kregen ze binnen? - Waarschijnlijk zijn het er zes, de bezoekers die 'sliptong op een wierig bedje' besteld hadden, maar niet iedereen heeft evenveel gegeten.
- Hoezo waarschijnlijk zes? - We merkten het pas bij de laatste twee, de andere vier waren al uitgegeten, hadden afgerekend, waren weg - en het kan zijn dat hun tafelgenoten er ook iets van hebben gegeten - mogelijk zijn het er minder, want de kruiden worden later toegevoegd en misschien is de fout alleen bij de laatste bestelling gemaakt.
- En wie zijn die zes, en waar zijn ze nu. - Dat is niet helemaal duidelijk, het kasregister is zojuist uitgevallen. De laatste twee zijn in ieder geval naar jullie onderweg.
- Hoeveel eters had u in totaal? - 234, en de helft ongeveer zijn terugkomers, van de rest hebben we geen n.a.w.'s.
- Okee, en de vergiftigden zitten dan zeker in die tweede groep? - Helaas.
In sommige dialekten bestaat nog een perfekt model om het geslacht van een woord aan te herkennen. Laat ik vooral niet te kieskeurig zijn in mijn voorbeelden (het onzijdig voeg ik voor de vorm toe, want dat levert zelden problemen op):
         [un, die vraw] een, die vrouw - [unne, dieje vènt] een, die kerel - [un, jong] een, dat kind.
Bij die woorden ligt het geslacht redelijk voor de hand, maar de regel gaat op voor alle zelfstandige naamwoorden.
En wat gebeurt er als je bijvoeglijke naamwoorden slacht (of werkwoordsvormen bijvoeglijk gebruikt)? Vraag dat aan je slager. Spijt me, vegetaries, al jaren. Okee, *** snog nie taf ***
Carmen, de maagd, hij lichtte op, als een stralenkrans achter de doorbrandende potkachel, vlak voor de rook de kamer doorsnijdt en je van ellende de brandweer niet kunt vinden op je telefoon (die trouwens in de andere helft ligt, over de snijlijn). Dus Carolina, de waterman met haar korte rokjes en netkousen op een dansavond loopt daar geen gevaar, ook al staat het water hem nader tot de lippen dan het hemd? Kussen tot het barst m'n hartedief, eh -vegge. Sterke verhalen. Wat kun je verwachten van stieren die ook nog eens os zijn. Zeker weten en dit is geen vraag?
Leestekens, hoe klein ze ook zijn, het zijn rotzakken. Voor een juist gebruik ervan (interpunktie*) bestaan meer 'regels' dan voor de rest van de spelling (laten we er even van uitgaan dat we ze bij de spelling rekenen en ze er niet los van zien, net zoals ik het werkwoord hierboven even meegenomen heb). Bedenk bij alle regels over leestekens dat ze geen van alle offisjeel zijn. Sterker nog: er bestáán geen offisjele regels over leestekens; aanbevelingen en adviezen, dat wel, méér dan genoeg zelfs. Sommige in mijn ogen volslagen idioot, kompleet tegenstrijdig met andere uit dezelfde bron (ze zijn dan afwisselend elkaars uitzondering of zoiets), en er bestaan zelfs zinvolle voorstellen. Daarvan neem ik er hier een paar op (soms uitgeschreven, soms verstopt in het voorbeeldige tekstblokje). Maar eerst een lijst van al die kleintjes.

Leestekens in nederlandse teksten zijn:  ,  (komma - heel korte pauze)  ;  (puntkomma - wat langere pauze)  .  (punt - pauze)  :  (dubbele punt - let op: uitleg, opsomming, sitaat)  /  (schuine streep, duitse komma, met de betekenis "en", "of", "per", als 'deelstreep' bij breuken, of om een afdeling aan te geven)  ?  (vraagteken)  !  (uitroepteken)  - – —  (streepjes van verschillende lengte, te gebruiken in een vervelende hoeveelheid situaties)  ( ) [ ]  (ronde en vierkante haakjes)  ...  (beletselteken, voor een korte pauze, een interruptie of iets wat de lezer zelf maar moet in- of aanvullen) en  (...)   (het stiekeme weglatingsteken, bij niet volledige sitaten). Het laatste teken is eigenlijk  ...  tussen  ( ) , een kombinatie dus.

Verder bestaan er verschillende soorten aan- en afhaaltekens (aanhalen-sluiten), waarvan tegenwoordig vrijwel alleen de vier eerste koppels in het nederlands (nog) worden gebruikt:  'this'  -  "is"  -  ‘a’  -  “quote”  (die eerste vier hebben we uit het engels geleend)  „juist”  (dit vijfde stel is de autentiek nederlandse versie)  «et»  -  <encore>  (en het laatste duo koppels zijn franse eksemplaren [guillemets], die in omgedraaide vorm  »dies«  en  >auch<  in duitse teksten voorkomen).

In spaanse teksten komen/kwamen (de spaanse spelling schijnt het weglaten niet meer als doodzonde te beschouwen) een  ¡  (omgekeerd uitroepteken) en  ¿  (omgekeerd vraagteken) voor aan het begin van een zin of uitroep die wordt afgesloten met  !  of  ? . Soms wordt (in blogs en elders op het net) de dubbele punt in lopende tekst dubbel weergegeven (  ::  ), mogelijk om het effekt van de slechte zichtbaarheid op het beeldscherm te ondervangen (de zichtbaarheid hiervóór valt wel mee, vanwege vet zetten). Zo wordt tegenwoordig in webpagina's ook meestal de duitse komma  /  links en rechts van spaties voorzien om het verspringen van (de lengte van) regels enigszins in de hand te houden ('offisjeel' houden schuine strepen niet van veel lucht om zich heen).

Dankzij/sinds de kompjoeter gebruiken we overigens wel wat ekstra leestekens:  \  (de backslash)  _  (de underscore, het onder de regel liggend streepje, gebruikt om een woord te _benadrukken_ zonder te SCHREEUWEN)  #  (het hekje, gebruikt in ongenummerde opsommingen)  |  (de vertikale streep of 'balk', o.a. gebruikt als scheidingstekens in n.a.w.-gegevens op 'offisjeel' briefpapier)  < >  (vishaakjes, bijv. bij het schrijven van html-tags)  { }  (akkolades, oorspronkelijk bedoeld om regels e.d. aan elkaar te koppelen, nu ook voorkomend als alternatieve haakjes).

Daarnaast worden lees- en lettertekens in kombinatie gebruikt om bijvoorbeeld een ironie-teken te suggereren  ;-)  (deze "knipoog" is een emotikon, lid van een verzameling 'tekstplaatjes' om gemoedstoestanden uit te drukken die nog dagelijks wordt uitgebreid - de eerste was de smiley  :-)  een vooral aardig bedoelde "glimlach").

Voor mij is het lijstje nu lang genoeg. Stiekem gebruik ik af en toe  *  (de asterisk) nog als leesteken, en ik ken iemand die zweert bij  @  (apestaartjes): in opsommingen/lijstjes, als gedachtestreepjes, aan- en afhaaltekens en e-mail (maar dat laatste schijnt zo te horen). Een vriend van me gebruikt op dezelfde manier  €  (het euroteken), omdat hij er daarvan te weinig in zijn portemonnee heeft, zegt hij, de leugenaar. Hij stuurt al zijn post nog met de PTT, of TPGPOST of hoe die klup tegenwoordig heet, want: "mijn e-mailtjes komen nooit aan, die bouncen steeds". Volgende onderwerp graag.

Wat doen komma's met een bijzin als "die niet doorlopen"?
Kinderen die niet doorlopen krijgen geen ijsje. (Alleen de snelle kinderen krijgen rotte tanden, want snelle kinderen moeten aan de bevroren suikerspin, andere kinderen hoeven niet, mogen naar huis of zo, betreffende bijzin is beperkend).
Kinderen, die niet doorlopen, krijgen geen ijsje. (Alle kinderen houden een mooi gebit, want ze krijgen geen ijsjes, en toevallig kunnen kinderen ook niet doorlopen, betreffende bijzin is uitbreidend, zegt iets meer over de diersoort kind).

Een "." valt ná de sluittekens als het sitaat onderdeel is van een andere zin. De "." valt vóór de sluittekens als er een komplete zin binnen een sitaat mee wordt afgesloten. Als een zin eindigt met een ingesloten sitaat en dat eindigt met een vraagteken, dan wordt dat vraagteken vóór het sluitteken geplaatst en volgt geen afsluitende punt. Zij keek stomverbaasd: "Ontslagen?" Als een vragende zin eindigt met een sitaat dat zelf geen vraag is, worden er volgens de vigerende regels leestekens in serie geplaatst. Riep hij echt: "De direkteur is een droplul!"? Erg lelijk vind ik dat.
Bij aanhalingen binnen aanhalingen bepaalt het eerste aanhalingsteken welke er voor het ingesloten sitaat worden gebruikt: als het eerste (van het omsluitende sitaat dubbel ( " ) is, wordt het omarmde sitaat van énkele ( ' ) aanhalingstekens voorzien. Valt daarbinnen nóg een sitaat te bespeuren, ben dan gewoon kreatief, gebruik bijvoorbeeld asterisken ( * ).

Het voornaamste wat je kunt onthouden voor een juist gebruik van aanhalingstekens is, dat je goed luistert naar hoe de zin loopt, waar de pauzes vallen: "Wat zei die klojo", vroeg ik aan degeen die naast me zat, "of ik worst lustte? Pfft, hier lopen al genoeg varkens rond, daar hoeft niks ekstra's bij te komen. Nog een witbiertje?"
Die zin is als volgt opgebouwd: stukje sitaat - pauze - hoofdzin - pauze - stukjes sitaat - punt. Alleen laten we in dit geval die punt vervallen, omdat het sitaat eindigt met een vraagteken.

Over haakjes valt ook wel wat te zeggen. In eerste instantie worden altijd ronde haakjes (of 'parenteses') gebruikt (om iets tussen te stoppen wat misschien niet zo belangrijk is, maar de lezer toch wordt meegegeven). De vierkante haken (of teksthaken) kunnen gebruikt worden als haakjes binnen haakjes (weetjewel [maar toch] daarom), maar zijn meestal het best op hun plek als ze kommentaar mogen leveren. [Deze opmerking herschrijven, daarna pas laten drukken.]
Wat betreft punten gedragen haakjes zich ongeveer als aan- en afhaaltekens.

Deze drie  - – —  streepjes hebben verschillende funkties, maar heel vaak wordt alleen het eerste eksemplaar gebruikt, dat zit namelijk gewoon op het toetsenbord, voor de beide andere moet je kodes (opzoeken en) intikken.
In drukwerk komen ze wél terug, het koppelteken/afbreekstreepje, het halve en het hele kastlijntje.
Het hele kastlijntje  —  (zo genoemd door grafies geschoolden) wordt vooral gebruikt ter vervanging van 00 achter de komma in bedragen (€ 22.500,—), maar dat zou je ook als (€ 22.500,--) kunnen schrijven.
Het halve kastlijntje  –  (kan niet alleen het hele kastlijntje vervangen, maar) wordt voor een veel groter aantal taken ingezet: – als opsommingsteken in (plaats van 1, 2, 3, a, b, z voor de leden van) een lijstje; – in plaats van aanhalings- en sluittekens bij een snelle dialoog; – voor en na een tussenzin, om die af te scheiden (in die funktie kunnen ze eventueel vervangen worden door ronde haakjes); – om een verandering van uitgangspunt tussen twee duidelijk verband houdende zinsdelen aan te geven (dit zou ook met het driepuntige beletselteken kunnen); – tussen de twee data/jaartallen die een periode omsluiten (begin–eind, van toen tot dan); – bij woordrelaties (de verhouding lood–antimoon–tin in lettermetaal).
het koppelteken/afbreekstreepje  -  ('divisie' voor grafisi) heeft het zwaarste vakkenpakket (al is het alleen maar, omdat het regelmatig alle taken van de familie kastlijn over moet nemen):

*** snog nie taf ***

In plaats van steeds de vaag-beschrijvende termen koppelteken  -  en deelteken  ¨  te gebruiken (die duiden op een tegengestelde funktie, terwijl beide tekens zowel verbinden als scheiden koppelen of delen; ga toch spelen ) spreken we beter gewoon van streepje en trema: zeeëgels en semi-intellektuelen zijn allebei begonnen als samenstellingen van twee woorden (voor trema zie verder: aksent). Zowel het streepje als het trema maken duidelijk dat er een (korte) onderbreking in het woord zit, mij maakt het in prinsipe nauwelijks uit welk van de twee je gebruikt, alleen bij leenwoorden (of kombi's van leen- en eigentalige woorden) zou ik opteren voor het streepje. Desnoods noemen we dat teken 'liggend streepje', hoewel een staand streepje (als uitdrukking) in het nederlands niet voorkomt.

¿Qué quieres, mi amor? ¡No es claro, te quiero a ti!
"En dat ging zo de hele film door?" "Spijtig genoeg hebben we dat niet meegekregen, wij hadden achter in de zaal onze eigen love story, werden alleen een keer behoorlijk afgeleid, omdat iedereen voor ons als gekken zat te simmen en snotteren." "Dat was spijtig?" "Dat gesnotter was, nou ja, wat ik al zei, storend. Erg zelfs, want mijn lief was met 'laten we maar koffie gaan drinken' weer in haar stoel gekropen. Toen zijn we maar opgestapt." "Kouwe kermis!"

Bij het lopen door het letterbos kreeg ik een leesteek in mijn nek. Dat was vervelend, want leesteken dienen zo snel mogelijk, maar zeer zorgvuldig te worden verwijderd. Niet-tijdige ontdekking kan leiden tot leesblindheid. Voor iemand nu opmerkt dat dat niet zo erg is, als je verder je ogen normaal kunt blijven gebruiken, voor die iemand heb ik een vervelende mededeling: de term dekt de lading niet. Zoals in Das Lese-Ticken staat te lezen: "Immer als de leesteken een slachtoffer geblind hebben dienen wij deze met de grootst mogelijke zorg door de inkubatie- en naschokperiode te leiden. Zei de grote Duessendockel niet reeds: 'ongekureerde leestekenverknupsung [sorrie, maar dat woord is onvertaalbaar, de enige vertaling die er bij in de buurt komt is ··verhanging··, maar je opknopen aan een insekt is grote onzin - th.] leidt altoos tot verblinding voor de andere schone zaken des levens, de zogenaamde *leesblinding*, en eenmaal daaraan geslachtofferd wacht patiënt en omgeving een pijnlijke en langdurige lijdensweg, maar geen uitweg is gevonden dan in dagelijks groter worden porties leesvoer', dus wat is daar aan toe te voegen". (de vertaling uit het lettersch, hoe gebrekkig ook, is geheel van mijn hand, de rechter).

"Meent ze dat nou?", snotterde hij, terwijl hij met vaart en omfloerste ogen het kanaal inreed, "we krijgen een kind". "Ja", grinnikte zijn maat, terwijl hij hem er weer uit viste, "we houden het hier niet meer droog met zo'n snotjong".

– Kun je me iets meer over háár-daar vertellen?
– Zij komt uit een familie waarvan de leden overal spannend gebouwd zijn.
– Opwindend bedoel je, hot?
– Laat ik zeggen, dat je ze in de uitverkoop niet aan zult treffen tussen de maatje 36-rekken.
– Ah, naar jóúw smaak iets té spannend?
– Opwindingsgewijs gesproken wel, in spreektaal zijn ze súper-gezelschap.
Cool!
– Kun je wel zeggen.

Vishaken worden steeds minder gebruikt. Oja? Komt dat door de vegetariërs of door de milieu-verontreiniging? Prijsstijgingen, beste kerel, vooral die van visvergunningen.
Afkortingen zijn woorden of woordgroepen die niet volledig uitgeschreven worden (drs., e.d. voor doktorandus, en dergelijke); hieronder vallen inkortingen (alleen eerste en laatste letter worden geschreven: mr., ir. voor meester, ingenieur), verkortingen (het eerste deel wordt geschreven, het hoofd vult de rest wel aan: ing., prof. voor ingenieur, professor), letter- en initiaalwoorden (aids, VPRO voor 'acquired immune deficiency syndrome', Vrijzinnig Protestantse Radio-Omroep).
Sommigen vinden dat verkortingen (type professor => prof.) wél, maar inkortingen (type doktorandus => drs.) juist níét door een punt moeten worden gevolgd om het verschil tussen die twee soorten duidelijk te maken / houden, ik vind dat onzin, want het zijn allemaal afkortingen.
Bij afkortingen die als losse letters worden uitgesproken (initiaalwoorden) heb je de keuze uit een schrijfwijze [a] met hoofdletters, [b] met punten, [c] met hoofdletters én punten, en [d] met kleine letters. Je kunt gaan voor de versie in kleine letters als de afkorting erg bekend is en geen naam, verder zou ik me bij afgekorte namen laten leiden door de oorspronkelijke schrijfwijze (dus CAO, c.a.o en cao kunnen alledrie, omdat collectieve arbeids-overeenkomst ook op verschillende wijzen gespeld wordt, zelfs als kollektieve arbeidsovereenkomst, waar in feite dus een andere afkorting bijhoort)

.Een spaarzaam gebruik van afkortingen is voor de vlotte leesbaarheid van een tekst wel zo prettig, zeker als de betekenis van eventueel wél opgenomen afkortingen niet voor de hand ligt, omdat ze zelfverzonnen zijn of meerdere betekenissen kunnen hebben.
De 3e zo in aug (hws. rond het middaguur) is de eerste gelegenheid dat we elkaar weer zien nadat ik ga vliegen op 14 mei om 23.30 u., m.a.w. t.t.v. de juni-feesten zijn wij niet onder één tel.nr. te bereiken, ik dan mogelijk telefonies zelfs helemaal niet i.v.m. mijn drukke schema. Natuurlijk blijf ik in die tijd wel beréíkbaar: per e-mail en postduif.
De genitief-s wordt bij eigennamen en merknamen altijd met apostrof gescheiden van het naamwoord om onduidelijkheden te vermijden (is het de jas van Jan of die van Jans?) - in het geval dat de eigennaam op een sis-klank eindigt, hoeft de genitief-s niet te worden geschreven (Jan's / Jans'). De genitief-s is bij eigennamen vooral een probleem in de schrijftaal, omdat die in de spreektaal vrijwel altijd uitgebreider wordt geuit (Jan z'n jas, Jans d'r jas).

Na een lange klinker volgt altijd (zowel meervoud als bezit) een apostrof, net zoals bij het meervoud van afkortingen en ongebruikelijke meervouden (hij ging overstag na wel zestien maar's en misschien's).

Bij afleidingen en samenstellingen wordt over het algemeen geen apostrof gebruikt, maar een streepje (behalve bij verkleinwoorden: opa'tje).
 
'n Beetje voortmaken graag. 's Middags is hij best om te genieten, maar 's avonds kun je hem beter mijden.
Jos' vader Kors' fototoestel. - wablief? - Kors, de pa van Josefien, is fotograaf (net zoals zij), het gaat over zijn kamera. - wat was daarmee dan? - ja, dat weet ik niet meer, je hebt me afgeleid.
In het nederlands kennen we goed-beter-best (in het latijn zou dat goed-beter-zeer goed zijn) als 'trappen van vergelijking' (normaal-vergrotend-overtreffend) bij bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden (al dan niet zelfstandig gebruikt).
laat-later-laatst; laatst is het summum van laat, een term als allerlaatst (of aller-allerlaatst) is in feite een onmogelijkheid.
wit-witter-witst; als een produkt perfekt is, is geen verbetering mogelijk - dus als je denkt dat je volgende jaar een verbetering zult vinden kun je beter spreken van wit-witter-erg wit, maar ja, dat zal wel een fikse deuk in de verkoopsijfers geven, want waarom zou iemand een produkt kopen dat niet het allerbeste is; ik bijvoorbeeld, ik zou liever zelfs wachten op de verschijning van het aller-allerbeste produkt, want ik wil dat mijn witte was de intensiefst mogelijke vorm van witheid heeft, of misschien zelfs daar de súper-versie van. Het is volgens mij niet in het belang van de meeste taalgebruikers om veel verschillende aksenten te gebruiken, dáárin en in zóverre kan ik de formuleringen van de Taalkukels volgen, maar ... waarom blijft die klup ook hier weer halverwege steken? Waarom niet 'ns stug konsekwent knopen doorhakken, op een zinvolle en eenduidige wijze, voor eens en altijd?

Laten we simpelweg een nadruk overal aangeven met het naar rechts hellende aksent, de kuut*, behalve daar waar betekenisverschil aanwezig is (hé, hè) of anderszins verwarring kan optreden - een woord als 'zélfs' wordt niet anders uitgesproken als toen we het nog als 'zèlfs' schreven.  
De Taalunie is in haar regels zeer vaak halfslachtig (dat schreef ik al eerder). Omdat 'men' (de grote onbekende taalgebruiker) moeite had met het korrekt plaatsen van trema's, zouden die in de spelling van 2005 vervangen worden door een streepje - tenminste als de te verbinden/scheiden woorddelen zelfstandig zouden kunnen voorkomen, anders niet (na-apen, zo-even, maar ruïne, conciërge), maar die streepjes worden in 2015 vast geschrapt (zoals we in 2005 van bas-aria overgingen op basaria, want dat levert to-taal kom-pleet he-le-maal geen problemen op kwa leesbaarheid - o ja, en het bekende woord naijver veranderde in 2005 in na-ijver, wordt dat in 2015 misschien naïjver, als tegenwicht, en om het simpel te houden, vooral dat laatste).

Volgens mij moet je óf konsekwent alles veranderen, óf overal vanaf blijven als je er allerlei kletsuitleg bij nodig hebt, dus bij klinkerbotsing altijd een trema óf altijd een streepje, dat is pas simpel. En omdat ik vaku-um en effici-ent net zo dom eruit vindt zien als zo-even, kies ik voor het trema (als je de rest van mijn voorstellen konsekwent gaat toepassen, vervalt effisjent híér als probleemwoord). Dat ik bij samenstellingen soms liever een streepje zie, heeft met wat anders te maken.

Voor diegenen die niet weten waar het trema moet komen (de 'men' van de Taalproleten-die-menen-profeet-te-zijn), heb ik een eenvoudig hulpmiddeltje in twee delen. Het trema komt:
[1] ná de w of de j in de uitspraak (dat werkt bij de meeste van die woorden: [ru-wi-ne] => ruïne, [tèr-ri-jer] => terriër, [va-ku-wem] => vakuüm, [po-we-zie] of [po-wee-zie] => poëzie) of
[2] bij het begin van de nieuwe lettergreep (dat helpt bij de overige woorden: [na-a-pen] => naäpen, [zee-e-gel] => zeeëgel, [een-de-ei] => eendeëi).
 
Drieëntwintig akrobaten voerden lévensgevaarlijke toeren uit op één enkel nylondraadje, op een duizelingwekkende hoogte van eksakt 1 µm boven het in kerosine verzuipende oseanografiese instituut - één verkeerde beweging en het staties opgewekte vonken zou het tafereel in lichterlaaie zetten en akuut een eind maken aan het uitermate effisjent gechoreografeerde optreden van de watervlooien. De spanning roept hartverscheurende poëzie op, maar - zwijgt, onverlaat, want wilt gij het pandemonium initiëren?
Welke dwarsgebakken sintel meende trouwens dat blank-metalen vaten bestand zouden zijn tegen het voortdurend overjagende zilt? De reddende kust is vier dagen zwemmen van ons verwijderd, en niemand die we op de hoogte kunnen stellen van onze penibele situatie, sinds het leeglopen van de laatste akku het gebruik van de zender volslagen onmogelijk maakte.
Naast al wat je in je spelling verkeerd kunt doen (dûh, en wie maakt dat uit), kun je je ook van de verkeerde stijl bedienen. In een werkstuk voor school is het niet handig om al te popi door de alinea's te lopen, en naarmate het schoolnivo stijgt, stijgen ook de stijl- en vormeisen. Als je een zakelijke lening wilt lospeuteren bij de bank, is het belangrijk dat je goed uit je woorden komt en dat je aanvraag overzichtelijk gestruktureerd is.

Daar heb ik allemaal niks mee te maken. Ondanks dat ik me uitleef in je's en jou's en gezellig taalgebruik, durf ik te stellen dat dit een tamelijk wetenschappelijk onderbouwde tekst is. En dat vind ik prima. Niemand is verplicht dit te lezen, want eigenlijk schrijf ik gewoon een beetje voor mezelf, en misschien een paar voorbijgangers die blijven hangen. Er is niemand die mij een (eind)beoordeling over dit artikel moet/gaat geven, dus al te formeel hoef ik niet te zijn.
Dat heeft het voordeel dat ik tussendoor ongegeneerd persoonlijke opmerkingen kan maken, zonder dat ik die in een abstrakt, vormelijk, offisjeel jasje hoef te proppen. Het enige waar ik me aan te houden heb is mijn eigen idee van wat wél en niet kan, en dat zal wel lukken.
 
Kijk, meneer de bankier,

Ik wil wel een nieuw huis, want het oude is een beetje vuil.
Ja, ik ben ook niet helemaal knap, want de does is een beetje dichtgegroeid van de wiet en de schimmel.
En nou kompik ineens tot het inzicht dat ik geen geld genoeg heb, vast niet, om een beetje een knap optrekje voor mijn aan te kopen, zodat ik niet mijn vrouw krom moet laten werken voor de rentecenten, snappie.

Dus, wat denk je d'rvan, een ton of zes moet toch wel kunnen, hadden wij zo bedacht.
Mijn rekeningnummer om het geld erop te zetten, dat hebben jullie, maar ik zet het hieronder nog eris, dat je het niet hoefd op te zoeken.

Helemaal tof, meneer de bankier, als we het nieuwe huis ingericht hebben kom je maar op de borrel.
Zie ik je daar,

fijne groeten,
Karel van der Gaap en Carla
 







Da's een briefje van een van m'n ex-buren - een kopie ervan ligt trouwens meer voor de hand, want Karel en zijn sloof (en wij maar denken dat ze zijn partner was) hebben zich inmiddels naar een kast van een huis verplaatst.
Hoewel we niet verplicht zijn tot zulk een rechtlijnige konklusie te komen, want wellicht heeft een van beiden bij het vallen van de eerste sneeuw wel een lot uit de loterij getrokken.
Sinds zij zijn vertrokken heeft de buurt overigens nooit meer in het donker gezeten, niet dat ik dat verband zo een-op-een leg, het valt me gewoon ineens op.

met vriendelijke groet, thony


"Henny"
schreef ... (11 maart 2006, 10:34):


reaktie/vraag n.a.v.: (spelling) werkwoord

is het geerfd of georven?












(thony antwoordde op 11 maart 2006, 16:29:)

Hoi Henny,

Zoals ik in de tekst al schreef bestaan beide varianten naast elkaar, maar de sterke vormen zijn aan het uitsterven. Op het moment is het al gebruikelijker om de zwakke vorm te gebruiken ("geërfd", mét trema), dus over tien of twintig jaar wordt "georven" alleen nog maar gebruikt, als je iets heel erg wilt benadrukken, of 'ouderwets/degelijk' wilt overkomen.

Volgens de laatste Dikke Van Dale (14e editie) moet het eigenlijk al "erven, erfde, geërfd" zijn, maar "erven, orf, georven" kan ook nog steeds, al zegt de Dikke erbij "in de volkstaal, bekakt en schertsend" - zo'n toevoeging helpt natuurlijk wel bij het laten verdwijnen van die vorm, want wie wil er als taalgebruiker nu niet serieus genomen worden.

groetjes, thony