weg met de spelling-kwelling
  • afbreekteken, afbrekingsteken: ( - ), teken dat een woord afgebroken is (op het einde van een regel).
  • afkappingsteken, apostrof, weglatingsteken: (of ' ), hoge komma, dienend om aan te geven dat voor of achter áán een woord (of op die plek ín dat woord) een letter, klank of lettergreep is afgekapt of weggelaten.
  • analogie: spellingswijze van een woord afleiden ván of vormen náár in klank (of betekenis) ermee verwante woorden of woorddelen.
  • deelteken, trema, diëresis: ( ¨ ), scheidt een klinker van de vorige.
  • etimologie: de wetenschap die op zoek gaat naar de oorsprong en de geschiedenis van woorden.
  • foneties: elke klank wordt door een eigen teken weergegeven - hiervoor zijn aparte alfabetten met veel ekstra tekens ontwikkeld, zoals het IPA (International Phonetic Alphabet).
  • fonologies: manier om (meestal binnen de beperkingen van een bestaand alfabet) zo veel mogelijk te spellen als het gesproken woord klinkt.
  • gebruikte bronnen: de meeste auteurs erkennen dat ze niet de (volledige) wijsheid in pacht hebben, ze maken daartoe (bij het formuleren van zaken) graag gebruik van de gepubliseerde gedachten van anderen; dat worden bronnen genoemd, hoewel het regelmatig slechts leveransiers van voorbeelden zijn - op die wijze gebruik ook ik bronnen.
  • graaf, kap, kuut, jeris: in de grafiese sektor gebruikte namen voor aksenten (diakritiese, onderscheidende, tekens) - letters met aksenten worden getekende letters genoemd: accent grave, gravis (a-graaf: à), accent circonflexe, hoedje (e-kap: ê), accent aigu, acutus (o-kuut: ó), diëresis, jeris, trema (u-jeris: ü).
  • homoniemen: gelijk-klinkende woorden, met afwijkende betekenis (en schrijfwijze, gelukkig).
  • interpunktie: de verzamelde leestekens en de manier waarop ze korrekt gebruikt worden.
  • klinkerbotsing: een verschijnsel dat optreedt als twee klinkers naast elkaar voorkomen, die samen als één klank gelezen kunnen worden, terwijl dat nou net niet zou moeten.
  • leesteken: hulpmiddel bij het struktureren van de geschreven taal teneinde een boodschap zo juist mogelijk over te laten komen.
  • onderkast: uit het loodtijdperk van de grafiese sektor komende naam voor kleine letter, zoals
    kapitaal (bovenkast) dat voor hoofdletter is.
  • open/gesloten lettergrepen: "ha·ra·ki·ri" bevat vier open lettergrepen, terwijl "let·ter·kast" uit drie gesloten lettergrepen bestaat (het zegt iets over of een lettergreep eindigt met een klinker of medeklinker).
  • koppelteken, trait-d'union, verbindingsstreepje: ( - ), verbindingsteken tussen de delen van sommige samengestelde woorden; wordt ook gebruikt als afbrekingsteken.
  • transkriptie: weergave van letters, tekens of klanken uit een bepaalde bron in schrifttekens van een andere.
  • verbuiging: de vormverandering bij zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, en persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden die plaatsvindt onder invloed van geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig), getal (enkelvoud, meervoud) en naamval (onderwerp, meewerkend en lijdend voorwerp, bezitsrelatie).
  • vervoeging: de vormverandering bij werkwoorden die plaatsvindt onder invloed van tijd (tegenwoordig, verleden, toekomstig, voltooid), persoon en getal (enkelvoud ik-jij-hij/zij/het, meervoud wij-jullie-zij).
  • [woort]: geeft (min of meer) de uitspraak van het woord woord weer, zonder daarbij te letten op de 'korrekte' schrijfwijze.
Wil je wat opmerken of vragen?