de manikipelele

wat er gebeurd was, weet ik niet, noch het waarom daarvan, maar veel van wat ik voor wáár en váststaand had aangenomen, was veranderd, verdwenen wellicht, of vervangen door iets waarin ik met veel moeite enige funktionaliteit herkende, dan wel vermoedde, die mogelijk voor mijn doelen aanwendbaar was, maar zonder meer kennis en besef van de materiën in kwestie, vermocht ik mij beter niet te verstouten aan enige stelligheid in dezen ...

op de terugreis naar mijn huiselijke sponde met daarin mijn wachtende gade, terwijl ik in een snelle fraai met ijzer beslagen koets over kunstzinnig in het landschap gerangschikt metaaldraad van een mij niet eerder onder ogen gekomen strakte en dikte spoedde, werd plots de bijna volledig transparante deur opengerukt door een onguur uitziend personage gekleed in een flapperend wambuis en een variatie op modieus loszittende dames­kousen van een buitenlands weefsel die rond het middel opgebonden waren met ketenen (dit was voorwaar een onaantrekkelijke beproeving voor mijn kijkers, want het geflapper van het rompkleed onthulde regelmatig grote delen lubberend vlees verpakt in een huidsoort, die wees op lidmaatschap van het populus vulgus, want niet geblanket, maar onbepoederd en vaak blootgesteld aan de schadelijke straling van de koperen ploert) ...

het geval plofte ongevraagd (en voorzeker ongewénst) tegenover mij op het gestoelte, en alsof beeld en mee­gebracht tumult al niet voldoende bezwaarlijk op mij inwerkten, konfronteerde hij mijn tedere reukorgaan op een uitermate onbeschaafde wijze op wat ik heb horen benoemen als een kegel ... waar is in zulke barre tijden de koetsier als hij van node is ...

mijn beproevingen waren nog niet ten einde, want het stinkende kreatuur pakte een afgerond en uiterst zorg­vuldig beschilderd vlak amulet van één bij twee duim, keek er even naar, wreef erover, bracht het naar waar ik vermoedde dat zich een oor bevond, hield het daar tegen, wachtte heel even in stilte en begon toen op een hemel- en heltergende wijze te schreeuwen en te vloeken - toen hij geheel buiten adem geraakt was, sloeg hij met het amulet tegen het fraai aan de koetswand bevestigde tafeltje tot er de stukken afsprongen en daarmee hield hij pas op toen het amulet in vreemdgevormde stukken om hem heen op de grond lag (het tafeltje leek gelukkig onbenadeeld, op mogelijk een enkel vlekje na) en hij ontdekte dat hij niet alleen dat fraai ambach­telijk verzorgde werkje vernield had, maar daarbij ook zijn hand tot bloedens toe beschadigd ... toen begon hij uiterst onwelvoeglijk in velerlei toonaarden te krijten ...

bij een volgende rijtoer, dat verzeker ik u, zal ik niet wederom gebruik maken van dit zogenaamde openbare vervoer, maar verplaats ik mij middels eigen karos, want zulke wanstaltige en gemene belevenissen tonen enkelt maar dat er onder het volk weinig mensen verkeren ... wellicht is het toch niet zo wijs om te ijveren voor hun rechten om stem te mogen geven aan hun wensen inzake staatkundige materie ...

ondertussen was een der reisgenoten begonnen de schreeuwende malversant zeer elokwent en, kan men wel zeggen, voortvarend te kapittelen ... waarop het minne wezen plots stuikend ineenzeeg en niet meer aanspreekbaar bleek, een welkome vorm van rust verspreidend, helaas iets te nadrukkelijk gelardeerd met de onwelriekende geuren die zijn daarbij vrij­komende maaginhoud vergezelde ... de vanwege het laffe terugtrekken van de steeds erger stinkende lastpak tot zwijgen gebrachte reisgenote wist het rijdend tuig tot stilstand te dwingen door aan een onbeschermd zichtbare zilveren ketting te trekken, wij verlieten het rijtuig en begaven ons naar waar zich volgens de koetsier, die uiteindelijk nu pas wél zijn gelaat meende te hoeven vertonen, een uitspanning bevond ...

tot mijn grote dissatisfaktie ervoer ik binnen luttele momenten dat de geneugten ende het waardevrij fatisch gekout mij niet en zouden gevallen om reden van dat de koffij getrokken was uit deels te kort en deels te lang gebrande bonen - hetwelk voor mijn toch al zwaar belaste intestinale stelsel leidde tot spastisch vertrekken, waarop ik mij in grote haast terugtrok op de retirade (eindelijk begreep ik de noodzaak van zulk een benaming), alwaar ik mij reeds over moest geven aan grove geluiden en wilde erupties uit het uiterste deel van het maag­darm­kanaal, alvorens ik mij goed en wel op de juiste wijze gepositioneerd had boven de opening van het valvat (de afstort), waardoor mijn reiskledij onherstelbaar besmeurd raakte ...

van de weeromstuit en zonder dat ik het op enigerlei wijze voorkomen kon, openden zich ook de sluizen aan de noordzijde van mijn corpus molestado, waardoor ik mij ter chirurgijn moest laten bezorgen, waartoe slechts de verstandelijk zwaar gehavende stalknecht van de uitspanning bereid bleek - voor hetwelk ik in mijn ontdane toestand alle begrip en jegens de knaap grote erkentelijkheid kon opbrengen, wat de stalknecht op een, op met lijnvernis gehard hoogwaardig lompenpapier gedrukt (en voorzien van koninklijk zegel en de handtekeningen van de muntmeesters) maar voor hem volslagen onbegrijpelijk, fors jaarsalaris kwam te staan, ik had (zulks wellicht ter overbodige informatie) geen klein- en handgeld meer (dat had de waard gevorderd voor het giftige brouwsel, wat mij als koffij was voorgezet) en de knecht kon daarop niet teruggeven, waarna ik hem het gehele biljet liet behouden, aangezien verdeling door scheuring het volledig zou ontwaarden (die logika zal zelfs de minst ontwikkelden uwer met aanneembare stelligheid niet ontgaan) ...

van op het moment dat de koets zonder mij zijn tocht hervatte (ruim voordat ik bijna mijn dood door vergif­tiging ontmoette), realiseerde ik mij een volledig van verstandelijkheid gespeende beslissing te hebben ge­nomen (net enige momenten te laat dus), want ik had de zatteklep moeten laten verwijderen en eisen dat mijn komparti­ment verschoond werd, dan wel dat mij voor de nog af te leggen delen van de tocht een ander zou worden toegewezen, konform de met de koetserij voor aanvang van de reis gemaakte afspraken ...

gelukkig was ik nog wel zo slim geweest om de koetsier, die mij de vervuiling in de schoenen wilde schuiven (en zo groot waren ze altegader niet), want wie in mijn koets verbleef, moest wel tot mijn gezelschap behoren (meende de paardenmenner), te betalen in klinkende munten van klatergoud met een bestendigheid van hooguit enkele uren - dat zou hem leren, het zijn uniform onwaardige hondsvod ...

terwijl ik van ongestelde gekkigheid nauwelijks wist mij overeind te houden gedurende mijn tocht naar een vermoedelijk zwaar vervuilde aderlater, liet mijn taalvaardiger voormalig reisgenote zich na de ongenietbare koffij en het daarneven gepresenteerde krampgebak in het middelmatige en bouwvallige drankperceel enigszins bezijden nergenshuizen een stevig glas gerstbessennat aanmeten, de lokale variant van schuimende mede op fust ... zij ver­stond zich bijkans op voet van gelijkheid met het dronken gepeupel, hetwelk mij dusdanig schokte, dat ik mij nog verlatener voelde dan mijn van mij wegvluchtende lichaam me al voorhield ... en mijn vrouwe wachtte mij vooralsnog tevergeefs in het welkome bed ...

bij het openslaan van het fust waaruit de waardeloze waard zijn vetlederen kelken met het schuimend groene nat vulde (waarop de toch heel wat gewende vaste drinkebroers schuimbekkend kloegen), bleken daarin de resten van een horde ratten te verblijven, die het recht te klagen bij hun verscheiden verbeurd hadden, en terecht, want misdadigers worden maar al te vaak beter verzorgd dan hun slachtoffers ...

en vervolgens draafde de dronken tor, die achter mijn en reisgenotes rug door de koetsier zonder enige kle­mentie uit de koets geschopt was en fijntjes gewezen werd op de in de verte en de schemering verdwijnende rug van zijn eerdere slachtoffers, dezelfde smerige kroeg in ... aangezien wat er blikkerde en scheen niet de glans had van versgeslagen munten, maar veeleer de klank en kleur van een vochtig gebit (nou ja, aangetast kerkhof), kon de rampenveroorzaker vragen en eisen wat hij wil, de man met de voorschoot (en soms met de zeis, als de konijnen vers gras nodig hebben om in goed vet spierweefsel om te zetten) weigerde hem iets getapts voor te zetten (zelfs geen ontwapenende kwatserij), volgens het motto van alle kroegbazen om pas te tappen na zicht op een bij de klant aanwezige betaalgarantie ... waarop de nog steeds in kots- en verzuurde dranklucht gehulde onverlaat (hoewel nu toch redelijk aan de late kant) zich aan de voeten van de reisgenote stortte, heur enkels van klemverband voorzag en om een onverdiende slok dreinde en zeurde, tevergeefs (en uiteraard der zaak niet anders dan terecht) ...

zoals het verband tussen de hondse eigenaar en zijn hem trouwe viervoeter met de jaren verandert in een verbond vanwege een steeds grotere gelijkenis in hun respektieve tronies, zo was het de kroegbaas en enkele toevallig van hun slinkende voorraden alkoholisch sap opkijkende bartistieke bewoners opgevallen hoezeer het smoelwerk van de zuurstinkende zeursnuiter geleek op dat van de uit hun kringen omhooggevallen en zeer welbespraakte barmeid/dame (voorheen mijn reisgenote dus, en let wel, ik ben hier niet bij, lig elders bij te komen na het verlies van een paar pinten bloed), die in de achterkamer achter een mok vuil bier zat te genieten als betrof het een bokaal godedrank - en zo kon het gebeuren dat een paar van de stamgasten, hoewel ze nauwelijks bij-zinnen waren, zich wankelmoedig uit hun, op uiteenvallen na, lang geleden vergane stoelen en andere (niet écht benoembare) zitkonstrukties verhieven om het schouwspel in het theaterzaaltje te gaan bezien, want dat het spektakulair zou worden, stond vast, al was het maar omdat het de eerste onverwachte gebeurtenis in jáááááren was ...

pas toen allen zich voor de nu wijd geopende deur verdrongen om niets van het verwachte toneel te hoeven missen, en het zuurstofgehalte door al die hijgende en verwachtingsvol kreunende drankvergeven lijven praktisch tot nul gereduceerd werd, werd het de dame benauwd te moede, wat leidde tot een noodkreet die daarop tot haar verlossing leiden moest ...

kortom, het gegluur van de zuipende kliek uit de gelagkamer had lang genoeg geduurd - de liederlijke lallers stortten de een na de ander als de zeven weken om jericho ter aarde, terwijl zij binnen de kortste keren meer leken op bemoste heuvels dan op de anonieme alkoholisten die zij inmiddels sinds lang geworden waren, aan­gezien zij al jaren bezig waren met het verbrassen van geld dat ze nooit zouden verdienen, omdat ze sinds, wel, toch zeker sinds halverwege vorige eeuw, geen buitenlucht meer gezien hadden, de gelagkamer uitsluitend verlieten om hun lasten aan het gemak te laten, om vervolgens de volgende schuimkraag om te doen en dat wat er zich onder bevond in hun strot te kiepen - de (op zijn hunnentwege slechts sporadisch herinnerde bedrijfs­devies na) volledig gemankeerde kastelein tapte kelk na kelk, leegde fust na fust, in de stompzinnige verwach­ting dat de gouden tijden, waarin hij betaald zou worden voor zijn dan luidkeels vermelde mateloos belangeloze inspanning (en desnoods daaraan toegevoegd verwijzingen naar het volslagen onmatige gedrag van zijn klanten gedurende tijden van voortdurende inname), dra over de drempel van zijn uitspanning zouden dwarrelen ...

afijn, dametje was met het ter aarde storten van de bezopen theaterbezoekers grotendeels uit haar benarde situatie bevrijd, al bleef de verklemming van haar onderbenen een niet te verwaarlozen hindering in haar bewegingsvrijheid - wellicht bood dat toch een vorm van veiligheid, want haar wens nu om het pand te verlaten en zich daardoor bloot te stellen aan de elementen op de openbare weg lijkt mij geen bijzonder wijze, zeker niet met al dat gezeik dat van boven komt en wat er zich mogelijk nog meer aan ongure elementen op die straatweg bevindt, maar wie ben ik, om haar daarin te sturen ...

mijn koortsdromen waren voorlopig ook meer dan waar ik op gerekend had - de zich als chirurgijn voordoende aderlater had mij iets te ruim voorzien van bloedzuigers die mij helaas voorzagen van een nog lang nawoeke­rende bloedarmoede, maar die mij níét ontgiften, terwijl zulks nu juist wél het gezochte en gewenste effekt had moeten wezen - dus over mijn voormalig reisgenote en het kroegvolk, waarvan er eentje, de erger dan dronken koets­verpester, zelfs een direkt familielid van haar zou kunnen zijn, maakte ik mij beduidend minder druk dan over mijn eigen avonturen, waaraan mijn afwezige geliefde tot mijn grote spijt part noch deel had ... zij wachtte mij immers in liefde gloeiend in ons eigen ledikant ...

eerst rustte ik een wijle teneinde der naturen bloeme te kunnen ontdekselen (de bloemknop van sommige oorspronkelijk uitheemse gewassen heeft soms, bij gebrek aan afdoende zonneverwarming, enige aansporing nodig, al dan niet per proklamatie of dekreet), maar de lamjan trok zich in stede daarvan terug op het sekreet met een roofdruk van karel ende elegast, ook aardig natuurlijk, maar mariken van nim beleeft meer in de open lucht van 's heeren wegen, terwijl vanden vos reynaerde mij niks dan opwindende missiven bereikten, vol vers­gebraden hoenders (de uitnodiging voor den feestdis in de burcht brandde al een tijdje in mijn zak, dus besloot ik er gevolg aan te geven voor het ding uitgebrand was en niet meer leesbaar) ...

onderweg derwaarts passeerde ik een demonstratie van hazen en konijnen die protesteerden tegen de boude amnestie die een moordend roofdier over zichzelf had uitgesproken, en omdat ik niet met lege handen bij mijn derdegraads bloedverwant aan wilde komen (en toevallig net gisteren door mijn voorraad wijn geraakt was, ik had nog koppijn, en lege flessen worden alleen gewaardeerd door de glasbak), wees ik in de verte, murmelde wat hezig "wolf, wolf" en terwijl de spandoeken en de schreeuwende protestborden op ontbladerde takken van een oude vlier her en der ter aarde stortten en lang- en kortoor gelijk de richting van mijn nog steeds wijzende vinger volgoogden, greep ik de enige lepide die zulks niet deed, omdat hij mijn wijzing niet zag vanwege dicht­verkleefde ogen van de mixamatose, in zijn nekvel, maar veel tijd om zich lepiskuul te voelen (en daar even­tueel tegen te protesteren, hij was toch bezig) gunde ik hem niet, zijn nek verwachtte de knak niet, en ik was er weg van, snel genoeg om alle andere naar mij trappende stamperdjes te ontlopen ... verbaasd was ik dat zij lont geroken hadden, waar ik dat niet meevoerde ...

reintje nam glunderend mijn gift in ontvangst, begroef 'm uitstelloos, want "haas moet adellijk zijn" en de maaltijd stond kruidig en scherpgepunt op de tafel om zich uit te serveren ... hmmmmmm ...