in intro roos troost, st

een

verslaafd ben ik, aan andere werelden, waarvan sommige zich slechts een stap opzij van de huidige bevinden, een halve draai of minder met gesloten ogen verder – eigenlijk had ik schrijver willen wor­den, of tekenaar, of verteller, of regisseur, maar het omzetten van de beelden en gedachten die ik in dromen en andere uitstapjes in de realiteit tegenkom, resulteert nooit in beter dan schetsmatig groffe woorden en bibberende lijnen –

niet dat het me niet oplucht om die ruwe weergave uiteindelijk voor me te zien liggen, maar daar­naast ben ik ook vreselijk teleurgesteld dat het me niet lukt om iets meer van de aard van die zaken neer te slaan, de schitterende rijkdom van de belevenissen, die op papier terechtkomen als het ge­stommel en gestrompel van stotterende bedelaars op vuile voeten en in uit elkaar vallende lompen –

twee

om een droom van pak-'m-beet drie sekonden uit te schrijven in 'n verhaal kost me minstens zes uur – schrijven is een ondankbaar en nauwelijks produktief beroep, want hoelang zou ik dan wel niet doen over het uitwerken van een forse droom van tien minuten (en al die tijd mag ik niet opnieuw in slaap vallen om het risiko van een -storende- volgende droom ook maar enigszins te vermijden) –

drie

mijn verhaaltjes gaan niet de diepte in, karakters worden niet ontwikkeld en van achtergronden voorzien – ze bevinden zich ergens en ooit, een trilling die niet meer opgewekt hoeft te worden – het zijn momentopnames in lopende processen, flitsfoto's met impliciete wordingsgeschiedenis­sen, en de in het donker gesuggereerde omgeving mag je zelf indien gewenst toevoegen of inkleuren – vergelijkbaar met de onoverbrugbare afstand tussen een film en het boek waarnaar die gemaakt is, de in woorden vastgelegde omschrijving die je vanuit eigen ervaringen zelf van beelden mag, kunt, moet voorzien tegenover het eenduidig uitgewerkte maar daarmee ietwat statische plaatje wat hooguit een mogelijke essentie kan proberen te vatten, de weidsheid (met alle keuze­mogelijkheden van begaanbare zijpaden) van het afbeeldingsvrije leesboek in knetterend kontrast met prentenboek en wellicht moralistische stripverhalen in strakke omlijnde kleurvlakken zonder grijzen of tinten –

vier

en dan zijn er sinds kort ook nog van die dingen die maar niet af willen komen, die aangevuld wor­den met blikken uit andere hoeken, of met stukjes vérder (alsof het écht elkaar serieel opvolgende gedachten of handelingen zijn, wat natuurlijk klinkklare onzin is, of moet zijn, of zo) –

vijf

onderwerpen en formuleringen mogen in de loop der jaren stevig veranderd zijn (hoewel dat nauwe­lijks af te leiden is uit het hierachter verzamelde spul, aangezien het meeste vroege werk vernietigd is – en dat was een (vooral poëtikologisch) veelvoud van wat nu nog volgt – en handgeschreven of getikt verscheurd, is in het back up-loze tijdperk echt helemaal weg), hulpeloos wroeten in drijfzand is het gebleven –

afijn, geloof me niet op mijn woord, vorm je eigen oordeel –