Stil waren ze ook, een paar snel omgevlogen weken later.

De vakantie van Tino en Lies zat erop. Hun laatste weken hadden ze gevuld met wandelen, zwemmen en het maken van lange fietstochten door Tjambar en kanotochten over de Tjam, ze hadden Harjok en Ellen meegeholpen op de boerderij, Snokje en Papke in het dorpshuis, ze hadden Frege opgevrolijkt met verhalen over zotte streken die Sprook zogenaamd uitgehaald had, zoals fietsen over de kiezelige bodem van de Tjam, en gaan zwemmen met een opgestoken paraplu, het mocht eens gaan regenen, en wat al niet. Verder hielden Tino en Lies lange gesprekken met Tais en Goof over alle mogelijke zaken, zoals de grote verschillen die er waren tussen Tjambar en welk ander land dan ook, zoals bijvoorbeeld (nogmaals) het verschil in begraafwijze:

"In de meeste landen", zei Tais, "waar ik geweest ben, zijn de mensen bang om dood te gaan, en daarom wordt er een hele gebeurtenis van begraven gemaakt, in speciale velden, met heel vaak een hoog hek eromheen, om toch maar duidelijk te maken dat het een begraafplaats is, met de kuilen, gráven netjes in rijen naast elkaar, met gedenkstenen erop, alsof zo'n steen belangrijker is dan de herinneringen die je in je hoofd hebt zitten, en vaak is het zo dat naaste familie een hele tijd speciale rouwkleding draagt, of moet dragen, en eigenlijk wordt er minachtend naar je gekeken als je durft te láchen op de begrafenis van een familielid of vriend, vriendin, of een paar dagen daarna. Het is mij allemaal best, iedereen is vrij, zolang met de invulling van die vrijheid niemand gehinderd wordt, maar dat wil niet zeggen dat ik het ook begrijp. Hier wordt iemand onder een akker gelegd, want dan kan de aarde weer goede grond maken van de dode, en dat komt ons allemaal ten goede ... "