Wouter en Regien waren die ochtend al in de biep geweest, om een paar boeken te lenen, ja, toch maar aan de studie geslagen, en ze hadden Papke en z'n vrouw beloofd in ruil voor het verblijf in ieder geval mee te helpen omwassen en koken, kortom, veel zin om mee te gaan hadden ze niet. Dan niet.

de biep van verschillende kantenHet eerste wat Tino en Lies opviel toen ze de biep binnenkwamen, was een grote tafel waarachter een jonge vrouw van ongeveer vijfentwintig jaar zat. Achter haar stond een hele serie kaartenbakken. Iedereen die boeken uit de biep meenam, liet die aan haar zien. Zij schreef op wie wat leende. Lies dacht dat dat was omdat de vrouw bang was dat de mensen de boeken niet terug zouden komen brengen. De jonge vrouw zei dat het niet dáárom was, maar om een heel ándere reden: "Stel", zei ze, "dat meisje daar, Juldy, leent een boek over schrijfbouw. Even later, een uur, een dag, of een week later, komt Ies, de andaar apparaatbouw, naar dat boek vragen, ze heeft het om een of andere reden nodig ... Wat kan ik dan beter doen dan tegen haar zeggen, dat het bij Juldy ligt. Ies gaat dan naar Juldy toe, om het boek te bestuderen, of misschien krijgt ze het wel van haar mee". Daarna vertelde de jonge vrouw ("ik heet Gamreth, zet maar Gam") hoe de biep in elkaar zat: twee verdiepingen, boven alle boeken die maar iets met leren te maken hadden, van hele dikke boekwerken geschreven door stokoude professors tot dunne gestenzilde boekjes over van alles en nog wat. Beneden, begane grond, kon je alle mogelijke soorten leesboeken vinden, ingebonden boeken met een leren omslag en gouden letters op de kaft, boeken in krantvorm, ingebonden tijdschriften, stripboeken, prentenboeken en pockets. Alle boeken, zowel die van boven als van beneden stonden in de kaartenbakken ingeschreven. In de doekijk, vertelde Gamreth, stonden ook kaartenbakken, daarin waren alle schilderijen en tekeningen en beeldhouwwerken die in de doekijk te vinden waren, verwerkt. Je mocht alleen uit de doekijk niets lenen, maar waarom zou je ook. Gam ging weer achter haar tafel zitten om voor een paar mensen de boeken die ze mee wilden nemen in te schrijven.

een paar van de kaartenbakkenTino gaf Lies een stomp in haar zij: "Eduard".

Van Tellingen liep recht op hen af en hij zei: "Ik ben blij dat ik jullie zie, nu weet ik tenminste zeker ... "

Hij hield z'n mond zo plotseling dicht dat het wel op móést vallen. Het viel dan ook op.

"Wat weet je zeker", vroeg Tino, "en waarom ben je zo blij, Eduard?"

Eduard glimlachte, even, maar zijn stem klonk schor: "Nou, eh, ik ben blij, dat jullie geen domme dingen aan het doen zijn, op het moment, eh, zoals vuurtje stoken midden in het bos ... Ik wilde jullie eigenlijk wat vragen, maar dan moeten we wel even een rustiger plekje in deze uitdragerij opzoeken". Zo gezegd, zo gevonden.enkele boekenkaartjes

"Wat ik wilde vragen", begon Eduard, "weten jullie waar de hoge pieten zitten, de burgemeester en andere hoge ambtenaren, en de regering, in welke plaats zetelt die?"

Over dat soort dingen hadden Tino en Lies vóór ze naar Tjambar vertrokken heel wat gepraat met Gerrit Atol, de spoorwegman, daar wisten ze dus nogal het een en ander van af. Ze vertelden Eduard dat Tjambar niet geregeerd werd door wie dan ook, níémand was er de baas, een dorp had geen burgemeester, er was alleen een soort raad, en die bestond uit alle volwassenen van dat dorp, en alle kinderen boven twaalf jaar die belangstelling hadden voor het oplossen van de problemen waarmee een dorp soms komt te zitten, bijvoorbeeld als er op een gegeven moment voedsel te kort is, wat doe je dan, en wat doe je als er geoogst moet worden en velden staan voller dan ooit tevoren ...