spion, verkenner, onderzoekerschrijver, kronikeurgesloten (balk voor deur)voedselbrengen, voedenofferen, tempeldienaarvoedsel, offergavebericht van de koning
Om hun krachten te sparen, hadden Joost en de professor al hun spullen bij elkaar gelegd achter de muur achter het beeld. Nu konden ze vrijwel recht van hun werk in hun slaapzak, zonder eerst de halve tempel door te moeten lopen. Voedsel hadden ze nog behoorlijk veel, maar hun watervoorraad was bijna uitgeput.

De professor zat koortsachtig te werken aan, zoals hij het noemde, "de laatste hindernis vóór het grote werk": Een stapeltje van vijf of vier tabletten, de laatste tabletten die hij nog moest vertalen, en daarna zou hij eindelijk met de boekrollen kunnen beginnen.

Joost schoot behoorlijk op met de vertaling van het 'oorlogsverhaal', hij was zelfs al een heel eind door de voorraad heen die vanaf het begin op de werktafel lag. De schrijver was steeds slordiger gaan werken, nam vaak niet eens meer de moeite om kloppende zinnen te maken, en steeds vaker werd het schrift onleesbaar, omdat de beitel van de schrijver uitgeschoten was en een verkeerd stuk uit de steen had gehakt.

Het verhaal ging in het kort als volgt: Twee koningen laten, min of meer uit verveling, om een stuk bergland vechten. Dan valt er een dode in het kamp van de ene koning en die vat dat heel ernstig op. Op dat moment begint de eigenlijke oorlog, en de koningen vormen steeds grotere legers om toch maar van de ander te winnen. Dan weer wint de een, dan weer de ander. Ondertussen zit de geschiedschrijver op zijn plaats en doet zijn werk. Hij zit in de tempel van de god van het schrift te schrijven. Op een gegeven moment lijkt het of het leger van de heer van het andere land zal gaan winnen en de troepen van die koning rukken al vechtend op naar de hoofdstad van het land van de geschiedschrijver. De oprukkende troepen moeten langs de tempel komen voor ze de hoofdstad kunnen bereiken en de geschiedschrijver wil niet dat de tempel in handen komt van dat leger en daarom besluit hij zichzelf op te sluiten. Elke avond komt iemand van zijn volk hem voedsel en water en het laatste nieuws brengen ...

"Hoera", riep Joost, "ik begin aan de laatste plaat, Robbert, die rotoorlog is bijna voorbij".

... Enkele maanden zijn voorbij gegaan, stond op dat tablet te lezen, en de laatste weken was de voedselvoorziening onregelmatig geworden, het oorlogsrumoer is langs de tempel getrokken en tenslotte geheel verstomd. Er kwam niemand meer met voedsel, de schrijver voelde zijn einde naderen, ook het water raakte langzamerhand op, en bovendien stonk het afgrijselijk.

Verder stond er niets op het tablet, en Joost dacht bij zichzelf: "Over een paar dagen zijn wij ook zover, verdomme, ik wil nog niet dood, waarom ben ik ook met die stomme prof meegegaan. Ik had ook thuis wel een onderwerp voor een proefschrift gevonden".