Langzaam liep Joost de trap op, en zodoende kreeg hij de gelegenheid om te kijken wat er zich achter de muur bevond die achter Igwanóndo stond: Een grote afgeplatte steen, die blijkbaar diende als tafel, en een wat kleinere, enigszins uitgeholde steen daarachter die best eens dienst had kunnen doen als stoel; op de tafel lagen enige dunne plakken steen, waarin iets in beeldschrift was uitgekapt. Ernaast lagen een stalen pin en een soort hamertje.

Joost klom verder en na de derde bocht die de trap maakte, hij bevond zich nu vlak onder het koepeldak, dat nu een zachtgroen licht doorliet, stond hij tegenover een verzameling boekrollen en van beeldschrift voorziene stenen platen zoals hij nog nooit eerder gezien had.een kleine bibliotheek

Het werd nu snel donker en Joost bedacht dat hij beter nu om kon draaien en naar het kamp terug gaan, dan straks door de stevige kou van de diepzwarte nacht. En bovendien zie je zonder zaklamp niet zo gek veel, zeker niet als de maan zich pas heel laat laat zien.

Hij pakte zijn helm, zette hem weer op en trok de deur aan de zijkant met zich mee. Een doffe dreun en de tempel was weer afgesloten.

Zo op het eerste gezicht waren de twee platen die hij had meegenomen niet in hetzelfde beeldschrift gesteld. Joost vermoedde dat ze uit verschillende tijden stamden.