1. je amuseren zonder bokkepruik;
  2. dat kletst;
  3. dat kletst maar door;
  4. hardheid laat haar achter;
  5. snel heid laat haar achter;
  6. okselklontenpeutering;
  7. leidt vaak tot botbraak;
  8. verschroeide aarde als hoofdhuid;
  9. aangeslagen gong zonder galming.
  1. waarom zou je je haasten, al knabbelend zo (zie ook: 'rattegif');
  2. was mogelijk laatste reis voor degenen die het ei niet bereiken;
  3. niet alleen genoeg zijn met z'n tweeën (zie ook: 'huidroep');
  4. het bij volledig duister zwaarder te pakken hebben dan bij een enkeltje nachtstraaltje;
  5. spreek, dwaas, over verschoten patronen.
  1. hoek;
  2. ijzeren velg;
  3. scherpe uitstekende rand;
  4. weefsel;
  5. haaks;
  6. recht;
  7. goedgemaakt;
  8. goed afgezaagd;
  9. knap / klote als nooit tevoren;
  10. knapperig als nieuwe tafelpoten.
  1. toverschrift;
  2. stempel;
  3. kenmerkende eigenschap;
  4. aard;
  5. theatraal persoon;
  6. gevoelig voorstel;
  7. letterteken (giftig ivm lood).
  1. konsekwente eigenaardigheden in adellijk;
  2. geletterd toverschrijver;
  3. handzetter;
  4. apparaat met eigen wijs;
  5. apparaat meet eigen schappen;
  6. strook met kenmerkende beschrijving van karakter;
  7. schetsen van choreografie van gevoelsdans.
  1. in de bouten pakken;
  2. daar in ieder geval de ochtend niet mee beginnen;
  3. het belangrijkste aanbieden, jezelf, jouw leven.
  1. opgekweekte schakel;
  2. zwaarbewapende berging;
  3. k.t. aan het tandakken, hoe anders;
  4. vernielend stukje kaakbeen van karton;
  5. zo moet ie vriezen (zie ook: 'thermostandje');
  6. poezelige dreighouding;
  7. eersterangs in aangroei;
  8. tijdelijk vóórgeldelijke opleving, die spoedig aanvaarde norm zal zijn;
  9. standaardomhulling.
  1. op kamers, met samen-eten, dus bijna intern;
  2. in boekverband opdelen, boek opdelen in ver(se) band;
  3. (van kateren:) de beest uitzwaaien de volgende ochtend;
  4. (analoog: matrixprint:) man met naaldbedrukt vel, getatoeëerde.
  1. in 'heetgeblakerde katers': via de schoorsteen insluipen, als het haardvuur brandt;
  2. in 'vermaakte katers': die niets van jouw voorstelling begrepen en daar hoog over opgaven;
  3. in 'verplaatste katers': de gevolgen van de roes nu niet kunnen hebben;
  4. in 'des keizers katers': janken en mauwen om vermeende rechten;
  5. in 'muizen-katers': niet duidelijk zien aan welke kant van het hek je staat;
  6. in 'katjes-kater': wie knijpt wie, waar, en wanneer.
  1. bepaald soort heupzwaard, het zwaaien daarmee;
  2. bepaald soort heupworp, ingevoerd tijdens het beoefenen van koeroelang;
  3. bepaald soort heupworp, ontwikkeld door k.t (spreek uit: kee-tie);
  4. de bonte manier (zie ook: 'mm');
  5. k.t. spreekt over: "mijn katesway", en dan bedoelt ze haar intieme koninkrijk;
  6. k.t. spreekt ook over haar katesway, als ze de scepter van de tweede helft van karton in de hand neemt;
  7. "spelen met scepter doet relatieve vochtigheid in koninkrijk toenemen", titelt de gazet van 20-09-91;
  8. de onverhoedse aanval, want zo is ze nu eenmaal;
  9. aaaaah....
  1. de korte adempauze voor het gejank opnieuw begint
  2. de naam van de drempel, zelfs in nood en angst;
  3. mand ter vervoering;
  4. gladjanus op spreekgestoelte;
  5. plaats waar aan kerkers onderdak gegeven is.
  1. (zn) schroeiplekken in je gazon;
  2. (zn) zeer standvastig (van weigering het op te geven, kan echter tot maagklachten leiden);
  3. (bn) (dat is een) afgrijsel onsmakele viezerik;
  4. in 'zoek maar op in het kattegoor': dat staat in een van de zevenenveertig dikke delen kongenitale woordemanaties.
  1. intentie of affektie afleesbaar;
  2. (zie ook: 'gorgaal') vol overgave geopende bek zodat je het verterend spiraleren en fladderen van mijn maagsappen kunt waarnemen;
  3. diep in de keel voortgebrachte kleur.
  1. kunstzinnig intellektueel, afk wordt soms als, tamelijk paradoxale eretitel achter iemands naam gezet [s. travins, ki] niet te verwarren met kunstmatige intelligentie (zie 'ai') of kunstminnend individu;
  2. het ademende leven en hoe we daarnaar kijken, eh, handelen.
  1. stopmiddel al dan niet op rijm, in ieder geval wel metrisch verantwoord;
  2. verwoorde heuveling of verwoeling;
  3. geen speld (meer) tussen te krijgen.
  1. lyrisch vervullen;
  2. vlak voor verschijning het laatste gedicht;
  3. de tocht stopzetten, niet verder laten trekken.
  1. minnaar met bijzonder fraai uitgevoerd taalgevoel;
  2. konstant kouvattend poëet op zoek naar geliefde;
  3. geen sjappie;
  4. tocht lozer;
  5. die onttrekt (iets aan iets anders);
  6. die angstzitting beëindigt.
  1. hoektand (om het simpel te houden);
  2. hoger naarmate meer vergelijkbare alternatieven;
  3. kunstmatige ophoging wordt ook wel angst genoemd;
  4. kan voor fysiek en motorisch benadeelden een grotere belemmering vormen dan voor geestelijk zwakkeren;
  1. je houdt van allebei (evenveel), maar ...
  2. onhandig in het maken van dubbele afspraken;
  3. steeds dat oppassen je niet te verspreken (treedt vaker op bij verspreking dan bij directe dialoog;
  4. links, of rechts ... te laat;
  5. de zuurte van het weten niet alles te kunnen hebben;
  6. (zie verder: koos, onkies)
  1. (zie: 'einder');
  2. (zie: 'klankintentiemeters');
  3. dubbele onderkin (grafisch grapje, meestal dusd versteld: 'ki3', en gelachen dat we hebben);
  4. in 'ter kimme neigen': onderdanigheid met knieën door de vloer;
  5. soms buigt de zon door.
  1. klassiek jagen (zie ook: 'sabijnen' en 'maag');
  2. klaverjassen (zie ook: 'koe', 'onkruid' en 'kleren, koorts').
  1. (soms verkort tot 'kim') meten de dóórdring van een klank, de bedoeling die een klank heeft: bijv een hoge is krachtiger dring dan een lage zonder dat van geluidssterkte een verhoging kan worden geëist. een k.i.m. bevat drie kleurschalen:
    1. opzet (zwart <=> wit),
    2. geslaagde opzet (zwart <=> wit),
    3. gevoel (ultraviolet <=> infrarood):
    -- als (a) en (b) beiden zwart: geen sprake van opzet (a), dus (b) nvt;
    -- als (a) verkleurt: er is sprake van geen tot zeer duidelijke, onmiskenbare opzet (b);
    -- als (b) verkleurt: de opzet (a) of het gevoel (c) is niet geslaagd tot onweerstaanbaar goed overgekomen;
    -- als (c) verkleurt of niet: elke kleur weerspiegelt een gevoel, daar zijn lijsten en tabellen voor / over.
  1. slaan en naduwen;
  2. je in vervoering brengen, terwijl de mond heel andere verhalen rondeelt, daktileert of meandert.
  1. slaghout met naverbrander;
  2. woest met woorden, maar bijna ongenietbaar zacht met beweeglijke lichaamsdelen zoals de hand.
  1. klavier;
  2. tropische loopvis;
  3. aangroeisel van wandelende takken en bladeren;
  4. roofkrab met gespleten ijzers.
  1. klauw;
  2. kwartierplant;
  3. goede kaarthand;
  4. bord met licht aangebraden toetsen;
  5. in 'klavierveld': grootse, gelijkmatig verdeelde wijdsheid.
  1. weer eens wat anders dan een tasje, hè, annie?
  2.  
  1. vroege kleurenwaaier, bevat veel slepende kontrasten, veroorzaakt veel rode tinten;
  2. vloekende kleurendrager (qua kleerstelling dus), in bijv: "welke kleurzaag gebruik jij" (uit: 'v.z.w. tel uit je winst', 2002)
  1. weinig kloeke kip (eenhaps);
  2. kelk met vaste lepel (tegen onterechte vervreemding);
  3. het slikken van de tijd, als je even niet oplet;
  4. luister naar de vierde toon (zie: fabeldooswief);
  5. luister morgen nog eens (zie ook: fabeltasman);
  6. onhandelbaar regelmechaniek.
  1. storend opvallend in stiltes rond de maaltijd;
  2. zie ook: dram- en drumdarm.
  1. troosteloos gekwijl uit mondhoek;
  2.  
  1. altijd maar weer dat gezeur over die meniskus, niks aan de hand toch (dat zou pas erg zijn);
  2. produkt van wat je ook doet, of het nou dansen, marmer schrobben, voetballen of vechtsporten is, tenzij je het goed doet.
  1. kubus onder spanning;
  2. het grootzeil scherp voerend zonder laveren ('als hoog aan de windstang de knipper bolt', zoals cath multico zei, in: v.z.w. tel uit je winst, 2002);
  3. schijndove;
  4. snijwerktuig dat al rollend over en door te versnijden materiaal glijdt.
  1. zenuwtrek;
  2. kattehaar;
  3. lonken, maar voortdurend;
  4. afslaan zonder armgebruik.
  1. streling met harde aksenten;
  2. voortdurende omarming met stevige ellebogen en adembeneming (gewenst weliswaar, maar soms is het op het randje);
  3. verwarming voorzien van zoemend rustgevend geluid rondom;
  4. verzorging ruim voorzien van zoenende beroering.
  1. streling door stoten van het hoofd;
  2. zuigende vasthoudendheid met stevige lippen en adembeneming (gewenst weliswaar, maar soms is het op het randje);
  3. verwarming door omvatting;
  4. verzorging door zoenende beroering (kan vloeibaar gekreun en andere geluidssporen van inhoud of deklaagje voorzien).
  1. lomp doorkneed konijn;
  2. onderdrukte angst;
  3. denken dat je biefstuk krijgt, zijn het geschilderde pezen (zie ook: 'soepie');
  4. onnavolgbaar snelle slag (zie ook: 'nerf' en 'sledgekate');
  5. (naar oud oost-visigotisch: kounoo - eth - chaas:) kom eerst maar eens tot rust, ontspan je maar;
  6. (in jong grieks-merovingisch gnoe-gnoe - tech - t'aasj:) beef nog maar wat, je bent toch al dood;
  7.  
  1. huidbekleding in wrong;
  2. dierlijke buitenjas die met knepen wordt gesloten;
  3. lomp ontkleed konijn, soms zelfs met een onnavolgbaar snelle slag;
  4. kippevel met veel haar (soms per oksel nogal verschillend);
  5. opgewonden zweep, laten we hopen niet in de buurt te zijn als de beveiliging doorslaat;
  6. als je toch de boel wilt verzeiken, doe het dan goed nat;
  7. drillig voorkomen van gespeeld konijnebrood (zie ook: 'eek' en 'hoornschim').
  1. (zie: kodeks), handschrift, wetboek;
  2. koddig;
  3. kodifeks;
  4. kodikulatorief;
  5. kodikulotarief (streepjeskode waarin prijs is opgenomen, waarmee prijs te verdienen valt);
  6. kodifikador / kodifikadoor;
  7. kodader (di afspraak om niet overal alleen voor te staan, voor op te draaien of tegenaan te hoeven gaan);
  8. samenspant (houtskeletbouw).
  1. behendig lezer van geheimschriften (al dan niet geëlektrificeerd);
  2. betaling bij aflevering van onder de toonbank;
  3. andersom geschreven wetteksten, of;
  4. andersom interpreteerbare wetten.
  1. wetboek, handgeschreven (zie ook: kod)
  2. ' "wat wil jij nou kodeksen", vroeg de achterste van de twee, bij de lipgetuite wending van de ander' (uit: de romige misdaad, 1973);
  3. samengestroomde dakplaten;
  4. traagvloeibaarheid van gekarameliseerde vruchtbundels.
  1. kom ook eens (langs) - met de bedoeling dat het passeren wel gesignaleerd wordt, maar daar verder niets mee gedaan hoeft te worden (niet op de bel reageren, geen extra stoel aanschuiven, geen verse koffie zetten, toedeloe);
  2. (licht verwijtend:) kom (dan) ook eerder - als je nu aan de deur komt en niet binnen wordt gelaten, heb je het aan jezelf te danken (te wijten eigenlijk);
  3. die de klaver jast en de boter bloemen laat (de oorspronkelijke veroorzaker van melk en dergelijke);
  4.  
  1. algemene titel als de aangesprokene gekend, maar diens naam vergeten is, soms verdubbeld uitgesproken om intimiteit te suggereren;
  2. wegwuiven van de herinnering aan zaken die vergeven en vergeten dienen te worden;
  3. mogelijkheid, maar een die je liever niet overweegt;
  4. soms, in een bubbelbad, denk je er even anders over, maar als je dan niet snel genoeg handelt, ga je verschut;
  5. soms, in een bubbelbad, denk de ander er heel anders over, en dan ga je verschut;
  6. dagelijks geblaat, zoals over het weer en visuele zeep.
  1. de eerste van de kudde die er de brui aangeeft;
  2. de gewoonte van het in alle rust verwerken;
  3. niet al te warm;
  4. tamelijk ongevoelige loontrekker.
  1. van vechtsport afgeleide passie;
  2. onvoorstelbaar, bijna, als het je niet zelf net aan het overkomen was;
  3. adem inhouden tot vèr voorbij het stadium van rode zwelling;
  4. duif in karnavalswagen, of andere verkiezingsstunt.
  1. de eerste die opstaat in de wei;
  2. in stilte voortsuizende slede;
  3. verlegen zeggen dat je iemand warm wil houden, of anderszins wilt verzorgen;
  4. iedereen begint naar het hem uitkomt.
  1. verzeept brandnetelsap tegen luis opspuiten;
  2. op je plaats gekleefd blijven, hoe hard je ook wordt rondgeslingerd.
  1. niet alles alleen doen;
  2. erop staan dat iedereen die helpt of geholpen heeft, beloond wordt, en die lijst wordt alsmaar langer.
  1. halsuitsnijding;
  2. de luwte tussen twee vóórnekpezen;
  3. de prikkelende afdaling, maar dan aan den lijve;
  4. driftig uitgesneden;
  5. heuvel in de stroom der vergetelheid.
  1. de eerste aanzet doen;
  2. een eerste aanzoek doen;
  3. dit nieuws knalt eruit;
  4. vermisten van brilleglas bij betreden warme ruimte;
  5. vermisten van brilleglas bij genuttigde warmte (zie ook: 'peperreet');
  6. de klok van het openbaar interpreteren;
  7. serie of opeenvolging van zwembewegingen die boodschap uitdragen (zie ook: 'bijdans');
  8. kapsel met knoet en een paar losse lokken;
  9. levert veel verbaal, maar nauwelijks een proces op.
  1. staat op de balk;
  2. past op de balie;
  3. anti-gebeurtenis.
  1. nabootsing, en vaak niet eens zo'n slechte;
  2. tegenmaken tot brakens toe;
  3. je hebt nu eenmaal een stevig draagvlak.
  1. samenloop van tekstuele onderdelen;
  2. de omringende woord- en zinswereld;
  3. omarmende inlichtingen (vasthoudend, maar liever niet te strak).
  1. twijfel opgelost;
  2. lijkt mij, zo op bevel, niet lekker, maar kan alleszins meevallen;
  3. leek mij, zo op bevel, niet lekker, maar viel meestal alleszins mee;
  4. genot in trilhaar;
  5. met maat, maar uiteindelijk vooral met mate, moest ik tot mijn schande leren ... ik die dacht dat het nooit heftig genoeg, nooit lang genoeg, nooit genoeg ...
  6.  
  7.  
  1. had anders moeten kiezen;
  2. te veel, te lang, te hard genoten ... heerlijk, nagenieten;
  3. herinnering;
  4. aai poes, aai poes, rotkat ... nee, dat is een slecht voorbeeld;
  1. vast stel;
  2. vast stelsel;
  3. op te lossen, oplosbaar;
  4. eerste deel van vruchteschil;
  5. eierhoedje;
  6. draagstang om uitverkoren partners op te binden tot ze zich schikken in de onvermijdelijke noodzaak van samenwerking (relant zonder persoonlijkheid);
  7. k.t. terwijl ze op me wacht in en op haar omslagmantel.
  1. strek je hand gespreid uit, raak die van je geliefde net niet, en voel het;
  2. sommigen zweren bij vluchtige oliën (ook al spreken ze dan van olieën), ik hou het op direkt kontakt;
  3. hou het in vorm teneinde wrijvingspijn te voorkomen (bij hernieuwde heuveling);
  4. je moet het zien als de plek (in gewichtloos) waar jij en ik ronddraaiend steeds elkaars plek innemen, en het drinken van elkaars spoor, schaduw, licht, lucht, noem maar op.
  1. zorgt voor spontane maar meestentijds ongewenste ontmoetingen (zie ook: konfrontaal);
  2. .
  1. in een kourgette stappen / slapen, dat is pas heerlijk treinen;
  2. één feestmaal, die terugreis, ruim twintig uur (uit: mert & stipa, genoten onderweg, 1993).
  1. er in blijven op kamping;
  2. ik krijg zulke stijve spieren in een tentje, ook als jij er niet bij bent;
  3. liefhebberen met opgezette stembanden, omdat je weet dat de buren daarnaar liggen te luisteren, die inspiratie nodig hebben;
  4. onrijpe vruchten, kunnen alleen na lang koken of stoven genuttigd worden, in ons klimaat rijpt deze soort niet af.
  1. hang- en sluitwerk dat luidruchtig blijft, hoezeer je het ook smeert;
  2. ruïne die voornamelijk door raafachtigen wordt bevolkt;
  3. vergrendeling bestaande uit twee in elkaar gehaakte hoefijzervormige aangepunte ijzers die in de sluitende delen zijn geslagen;
  4. zo, oud, te mogen worden;
  5. de toekomst zoeken in bewust aangebrachte (oppervlakkige) kervingen.
  1. ochtendploeg met hindernissen;
  2. dichtbevolkte randbebouwing;
  3. afdeling in warenhuis, waar alleen verpakte verpakkingen worden aangeboden, en meestal zijn die ook nog verpakt.
  1. een paar te weinig, zie algemeen persbericht;
  2. jaarlijks terugkerende uitbotting, vaak op gezicht (zie ook: 'krentesik');
  3. dichtgegroeide geldzak.
  1. te gierig voor een baard;
  2. bilbegroeiing;
  3. kleingeestig, en niet ècht van adel.
  1. om mee in bochten te schrijven;
  2. vergrotend kleiner worden (qua trap);
  3. staf / staaf die te ver gaat;
  4. met klem zich buigend;
  5. gebogen stift;
  6. doorgegroeide nagel.
  1. kwartgetoond, maar de helft hoger in de hand van ervaren spelers;
  2. oproep van katesmate;
  3. snerpende toon van opluchting na vertrek van zeer veel anderen;
  4. vierhandige dwarshoorn, vaak gezien in gezelschap van krontjong;
  5. jammerblaas, maar ook:
  6. jammerblazer, jammeraar;
  7. valsspelend dobbelaar;
  8. (bouwk:) plaats waar de twee tongewelven elkaar het dichtst naderen;
  9. (amat:) plaats waar de twee tongwelven elkaar het dichtst naderen;
  10. sabel, waaraan tonen ontlokt kunnen worden, door de handgreep anders te vatten;
  11. geeft zacht aangeblazen een effekt dat adembenemende rillingen van genot door je heen stuurt, steeds opnieuw, tot je zelf in passende samenklank gaat meezingen.
  1. tegen deur gevlogen van emotie;
  2. dood door onbeholpenheid;
  3. in een poging tot vlakstrijken de mist ingaan en de weg kwijtraken;
  4. je leuningloos voortbewegen;
  5. geen ongestreken blad zijn;
  6. iemand fijnplooien;
  7. stok onthalzen;
  8. niet op eigen benen.
  1. koem soe-ies, met de zijnen;
  2. koem so-éé-ies, met zijn lotgenoten;
  3. (toneelmatig / toneel matig:) klotestuk;
  4. kunstcentrum (modern gespeld dan);
  5. kunststukjes (als vogelnestjes) uithalen.
  1. kunstenaars, kunstenmakers, kunstmatig, uiteindelijke kunst (zie ook: 'zijn kunstpunten verdienen').
  1. geveerde stoeipartij;
  2. tweede druk op kunstdruk in een halfjaar;
  3. donzige wedstrijd;
  4. de ronde van peluw en fluwijn;
  5. ik heb er nog een die heerlijk naar jou ruikt;
  6. tocht met veel hindernissen, maar het vallen is steeds zacht.
  1. kort verband (mist eindje, weg);
  2. kastverlichting, kunnevertoon (zie ook: 'expositie');
  3. kaderverplichting (roosteren van bladspiegel).
  1. de toestand van iets van waarde;
  2. gemeten weerstandsvermogen;
  3. kwelling terzelfder plekke;
  4. aan bederf onderhevig, maar gelukkig plaatsgebonden.
  1. toestand van scherptonigheid;
  2. ranglijst van rammigheid;
  3. erkend deelnemer aan bokkespelen (in dat verband kennen we ook: 'kwalihanigeit').
  1. (in) stevige dip;
  2. onderdruk van belang, vaak uitlopend op onweer met fel weerlichtend gedonder.
  1. begrenzing ('als de aarde plat is, val je d'r hier af', uit: k de grote tongzoenkampioen, 1997);
  2. voorbeeldlijst, proefkader.
kwarteel of zoiets
  1. vierde deel van ruimte (vgl 'kwartier' en 'slaapmat');
  2. met vier te delen visgerecht;
  3. dobbelsteen met verhoogde kanskracht, één op víér ipv zes;
  4. direkte afstammeling van (dubbel-)blauw bloed, maar te laat geboren, dus ongetiteld.

     
  1. iemand vermogen uit te zetten, op te blazen of ineen te doen krimpen;
  2. jezelf vermogen uit te zetten, op te blazen of ineen te (doen) krimpen;
  3. jezelf voornemen schade te berokkenen en daar het beste van maken, alsof het een belofte, eed betreft (zie ook: 'kwijt');
  4.  
  1. speekselrijk;
  2. zeveren;
  3. hoezo, had jij ook nog gewild?;
  4. woordspouw (zie ook: 'tussen muur');
  5. ineenkrimpen door toespraak (zie ook: 'kwatong');
  6. uitzetten door toespraak (zie ook: 'kwatong');
  7. opblazen door toespraak (zie ook: 'kwatong');
  8. mislukte, verminkte dichtvorm;
  9. die maanden;
  10. deel van ossetong (zie ook: 'kwarteel', 'kweel' en 'op het kussen');
  11. de wereld (en meer nog) bestaat uit chocolade;
  12.  
  1. routineus in kwattaal;
  2. voordeelverpakking kwattaal;
  3. vochtig geschreeuw bij de vierde waarschuwing (de vijfde levert boete op);
  4.  
  1. slijmzang door verkoudheid;
  2. vale last, liefst niet schouderen;
  3. sijpelzucht;
  4. alkoholvrij bier, wordt lauw gedronken, yecch.
  1. het slechtst voorstelbare gebruik van (lichaams)sappen;
  2.  
  1. opluchting;
  2. verschrijving, bijv middels fax;
  3. vrij zijn van herinneringen;
  4. bewijs van voldaanheid;
  5. zoektocht naar bevrijding.
  1. (adellijk) erfgenaam uit groot gezin;
  2. humoristisch minvermogende (ca 20 %);
  3. zie ook: quinkenduut.
  1. stralend nep voor het vertoon;
  2. arrogante kennisrijke huidbekleding (zie ook: 'jacht');
  3. kunstvorm, bestaande uit het over elkaar draperen van sneldrogende druppels spuugmassa, al dan niet in verschillende kleuren of tinten;
  4. uiterlijk van prijsstrijd;
  5. begroeting door armbewegingen, waarvan de betekenis aan het hele emotiespektrum kan ontleend zijn, goed opletten dus.