1. eigenlijk een overbodig woord, hanen kunnen niet lezen;
  2. eetpatroon dat leidt tot overdreven gedrag;
  3. eetpatroon dat opleidt tot kokhalzen;
  4. vet en kruit, veer en trek;
  5. het op stang jagen van een blufbek;
  6. wind, vanuit welke richting dan ook.
  1. verleidelijk, voor kipjes dan;
  2. met het kopje pronken;
  3. o, o, wat zijn we onder de indruk spelen;
  4. uitgebreid opgericht.
  1. gevuld vonkenscherm;
  2. wekt bevreemding in buitenland;
  3. misschien folkloristisch, misschien modieus, maar niet prettig draagbaar.
  1. zo zacht, een verdwaalde haar gelijk;
  2. tinteling veroorzakende touchering, die kan leiden tot onwillekeurige spasmen;
  3. rusteloos en o zo kalm, gedreven en ingehouden, doelgericht en richtingenvrij, een en al blikwinkel.
  1. heb ander idee;
  2. heel ander idee;
  3. ingekort zeeroofdier;
  4. han als inzicht.
  1. gang-kontrapsie die het liefst stok en plu omarmt;
  2. nauwsluitende leren nekband voorzien van tandbeslag;
  3. manshoge spiegel in ontvangstruimte.
  1. ongekookte overdekte bergplaats, inz voor tuigbonen;
  2. halfliterse drinkbeker zonder voet en oor, die in een teug (han) moet worden geledigd;
  3. teug of tuig: één uitgeruste maat lucht, of, de slaapmat waarin de maat tot rust komt, meestal van geolied leer;
  4. verbinding tussen de windmolen en de stroomopslag, meestal ondergronds en goed geïsoleerd;
  5. het voorbijzijn van bezit (bijv de han van jeugd, als je je oud voelt), en de vraag is, of dit een goed voorbeeld genoemd kan worden;
  6. het voorbijgaan van kontakt (bijv. met de han van lering, die scherp van geest was, maar liever in goed overleg kennis deelde en daardoor vermeerderde).
  1. [zn] familiair gedrag op twijfelachtige gronden;
  2. [van ww 'hanigen':] die het hardst schreeuwt, doet het minste zelf;
  3. (in 'wat hanigt u mij aan':) pogingen in het werk stellen te imponeren, of zelfs, domineren, door me in de nek te hijgen (een keer tanden poetsen zou kunnen helpen).
  1. (in: 'harsgrondig':) verslaafd aan het sap van naaldbomen (zie ook sabijnen);
  2. (in: 'harstocht':) zich daarvoor openstellen;
  3. hard als reuzen spelen;
  4. hart als reuzel spoelen, weg dat is, door de gootsteen ... wat lelijk is, en tot verstopping kan leiden (zie dotternood;
  5. hoem achter rolbos slieren;
  6. op een kier staan: "ik meend' de deur zo hars te zien, ik kon me niet ontkomen" (uit: k de grote tongzoenkampioen, 1997).
  1. (etymologisch verbonden met hortend:) stootsgewijs medevoelend en vriendelijk, vriendelijk, alsof het van binnen zou komen, een klopgeest en opgejaagd bloed;
  2. (uitgaande van onkenning:) niet hartelijk zonder r, niet hattelijk, ook niet hatelijk, maar wel túígend hard;
  3. als je het vantevoren geweten had, dan had je alles wel anders geregeld, het is nu, maw een hard end: "als ik geweten had wat er uit jou zou groeien, dan had ik mijn kwakkie in de sloot gegooid, dan was je nu een kikkervisje" (uit: de vier is diep genoeg, 1982).
  1. ingetogen soort van de familie der Scrophulaiaceae (te weten: Antirrhinum modestus);
  2. overal eerlijk voor uitkomen, maar helaas nogal zachtjes;
  3. overal eerlijk voor uit willen komen, maar het, eh, vergeten;
  4. je hebt een bit waar mijnes vier keer in kan, maar ik ben er helemaal weg van;
  5. je hebt een bit waar mijnes vier keer in kan, maar ik ben er weg van, en rap.
  1. platgetreden vergaderpunten die geen veranderingen opleveren omdat niemand durft;
  2. zolang het bontje er niet is afgevreten door de vos;
  3. levert snelheid en beenbekleding gepaard.
  1. huisbediende, handig baasje;
  2. hoerebaan, handig borstmaatje;
  3. herenbestaan, hanig baasje, hanig beestje;
  4. hierboven.
  1. ja, als dat zou kunnen (zie ook: 'bijzagen');
  2. als alle halve keren dubbel waren;
  3. en ook: alle halve keren tellen niet mee.
  1. oproep gericht aan katesmate;
  2. (zuid-ned) bevestiging van bezit;
  3. vraag naar begeertenivo;
  4. daar heb je die kerel met dat bontje op z'n borst.
  1. midden in een gesprek de paarstand aanvaarden, de borst kozen en de tong naar het vagijn leiden;
  2. alsof het niets is: dertien procentshellingen opfietsen, bijna zonder schakeling, en terwijl je iemand voortduwt (zie ook: 'het beest');
  3. klopjacht over de glooiing van het moment teneinde daarachter, in morgen te kunnen kijken.
  1. hierin, hier is;
  2. bij wijze van groet (zie ook: 'hoi' en 'hai').
  1. (meervoud van eerste gedeelte van de staande uitdrukking: 'hiero-daaro', waarvan geen sluitende / eensluidende betekenis gegeven / te geven is:) hws een naar zich toetrekken van aandacht (híér is het te doen, of juist dáár);
  2. verbastering van engels, in:
    1. 'hieroos en vilens' (= slagers en slachtoffers),
    2. 'hieroos en hirowien' (= genezers / helers en de spuit),
    3. 'hieroos, hieroos, evriewèr' (= helden, helden, telkens weer);
  3. manier van schrijven (zich kenmerkend door het tekenend karakter van de karaktertekens), erg in zwang bij de giptenaars, de jeraten en de emoten (zie ook: 'gliefen').
  1. de liftbediende die zegt dat je van z'n knoppen moet afblijven;
  2. verkorting van 'highighig', in sommige kulturen kenmerk van mensen die niet goed weten hoe ze met een telefoon moeten omgaan;
  3. verkorting van 'highighig', schriftelijke weergave van het geluid van een atm;
  4. het is goed hoor;
  5. hier is geen hotel.
  1. waterlaag (hydroxy inflated layer);
  2. handelen in liefde (zie ook: 'gedeputeerde');
  3. topperdje;
  4. glooiingsgewijs;
  5. (zie ook: hul).
  1. aarzelend op zoek naar doel;
  2. (> houwdegen) bruutje zonder snor;
  3.  
  1. aanvaarden dat sommige landschappen best bekeken worden, en aangesproken, maar voorbijgegaan;
  2. soms best beroerd, maar gelaten;
  3. mutant, op een pas ingeslagen weg, vol behoefte, twijfel en zucht;
  4.  
  1. (in 'van mijn hoefjes storten':) lang in jouw omgeving zijn en niet aan huidroep kunnen toegeven;
  2. (in 'bergse hoefjes':) bestijgen gaat soms wat schokkebonkterig;
  3. (in 'hoge hoefjes':) met een dikzak op de uitkijk naar jou, waar blijf je nou;
  4. (in 'blote hoefjes':) de trilbibber hebben van vooruitzicht;
  5. (in 'klote hoefjes':) waarom kan ik nou nergens anders meer aan denken sinds jij bij me binnengewalst kwam;
  6. (in 'rode hoefjes':) m'n eigen poten kapotgetrapt in de hoop van een glimp;
  7. (in 'jouw hoefjes':) en ik maar hopen dat ik daaraan voldoe.
  1. voorbeeld van vraagstelling.
  1. fluitend je realiseren, maar op onjuiste plek (zie: 'bloementaal').
  1. zwaar giecherend;
  2. dichtvorm met omarmend rijmschema;
  3. niet: laggen;
  4. strakbelaagd;
  5. in 'wie het eerst hogt, was in nood': opstaan om af te gaan;
  6. raakbaar naar behoefte;
  7. aanraakbaar alnaargelang;
  8. je kamer bladmotiveren (bloemmoti kan ook).
  1. allang geen groen gras meer, maar ook nog geen herfstig hooi;
  2. (eig: 'honi':) hier ook nog iets (bij gelijkmatige uitsmering over vlak).
  1. ingevallen ruimte;
  2. hardop lachen, itt smuilen;
  3. haast je lief (hurry on love) (zie deze: extra noot van de samenstellers);
  4. hellende ongezellige leegte;
  5. hoemen onder lichtkrans.
  1. te verzakken poep;
  2. penninggeld;
  3. genenbank tbv overleving ondersoort wolfachtigen;
  4. bevel om je als bepaalde diersoort te manifesten;
  5. het is ook geen doen, zo'n beest op zeshoog;
  6. zie ook: 'kattegoor'.
  1. knorrig wezentje;
  2. vertedering bij aanschouwen van uitbundige vraag of gerichtheid;
  3. aan stelletje apestaarten gericht vriendelijk doch dringend verzoek voort te maken aangezien verzoeker zich anders genoodzaakt ziet in volstrekte eenzaamheid te sterven als ~ ;
  1. bovenlip oiv geurspoor;
  2. als het haar je te berge schreit;
  3. minachtend optrekken van de kin;
  4. hooggezwierde pluimmuts;
  5. eer in je smeedwerk inleggen;
  6. plafondmeander;
  7. kunstig aangemetselde dakgoot;
  8. òp-draaiing;
  9. opwaartse spiraal.
  1. te hoop gelopen gras;
  2. ontworteld en daardoor ontgroenend;
  3. ook: ontgroend ten gevolge van ontworteling;
  4. heerlijk ontspannend oor insmeren;
  5.  
  1. na aanval van granieten wand (zie ook: 'struifhoorn');
  2. weerschijn op hoofd van pasgeborenen;
  3. waar huidroep verflauwt blijft hoornschim achter;
  4. volkomen van streek door hoorndracht.
  1. huissleutel (onder)
  2. haardsteen, (meldt)
  3. handschrift (op)
  4. hoofdschotel (zie ook: 'klauw', 'laap', 'koddex' en 'meenpleet').
bedrukt hulpstukkengeitje
  1. hoog snelheidsgordijn (zie ook: 'zwerk');
  2. hevig schoon genoeg;
  3. heel snel gezien (maar soms daarom niet goed);
  4. heftig schuddebuikend gelach;
  5. hand stand gebit (verloren!);
  6. hazelnoot schuimgebak;
  7. hondenschijtgrijper (patent nr. hsg974381238 oid);
  8. hulpstukkengeitje.
  1. het happen van de vellen (zie ook: 'beklijf');
  2. strelen levert smakkend geluiden op;
  3. beroerd worden voelt aan als kussen.
  1. van dermale aankleding voorzien;
  2. geen voorstander van stemgedreven geluids(-over-)last;
  3.  
  1. reageren op onhoorbaarheid;
  2. achnee zeggen (zie ook: 'stacneren' / 'stakneren');
  3. niet anders kunnen, natuurlijk niet (zie ook: 'beklijf');
  4. onuitgesproken tarzan-jane-effekt;
  5. in het openbaar gekend, maar in afzondering botgevierd;
  6. soms zo sterk, dat onderweg naar eigen stek al gerealiseerd wordt, bijvoorbeeld als de lift nog maar net dicht is;
  7. op behoorlijke afstand al aangekondigd, knoflook gegeten of niet;
  8. verlegenheid in roodheid omzetten;
  9. hoe kun je verkopen wat je niet hebt?;
  10. levert trotse hoorn op;
  11. kan ook hoorndracht veroorzaken;
  12. als ze slecht verzorgd wordt, blijkt ze leverancier van huidschil, hoornschim en zelfs een pijnlijk hoog gorsgehalte, amen, slordig hoor;
  13. soms wil je alleen de kaas, en niet de wei;
  14. [van 'huius-dati-rubato':] dat mag dan wel gepland zijn, maar dat vrije tempo komt me nu helemaal niet uit;
  15. [van 'huius-dati-rupa':] dit is nu eenmaal het lichaam waarin je opgesloten zit;
  16. [van 'huius-dati-rupia' (med.):] als de wond volgens patroon geneest, korsten vormt.
  1. het komt er maar niet van, ik voel een soort aarzeling;
  2. iets houdt me tegen, de dorpel misschien, of een glazen plaat;
  3. ik kan me er niet zo goed toe zetten, het staat me om een of andere reden lichtelijk tegen;
  4. er is een weerstand aanwezig, een afweerregeling, een stroombegeleiding;
  5. ik kan me er niet goed van losmaken, alsof het me omklemt, vasthoudt, pijnlijk koestert, smoort.
  1. handelen uit liefde (en het dan toch verkeerd doen);
  2. verpakking los van inhoud;
  3. (zie ook: hil).
  1. (van humeur) vrolijk, blij, gelukkig;
  2. (van humus) vruchtbaar, hv kroostrijk, vhv potent;
  3. (van humptelig) jong, in zijn jeugd (humptel: [verouderd:] jeugd) (soms neg:) kinderachtig, kinds (immers: humbitel);
  4. (deel van tibetaanse spreuk: 'om mani padme hum' [=heil aan het juweel in de lotus / aan het lotusjuweel, heil... waarbij de laatste vertaling het tibetaans dichter op de voet volgt, tot hakkenbloedens toe:] 'hum' = heil [wat welke andere tong daar ook over mag spreken]...) heil, zegen, voorspoed, vruchtbaarheid, levensvreugd, levenskracht;
  5. (na diepe zucht:) half uit medelijden;
  6. (na diepe zucht:) heerlijk uitje meegemaakt.
  1. (zie ook: 'hum', 'blijde', 'zich a.m. voelen' en 'met iemand op de voet (gaan) staan'.);
  2. vrolijk en op een fijne manier gespannen zijn;
  3. een onverwoestbaar goed humeur hebben en dat dan nog gepaard en gekoppeld aan een buitengemeen vrolijk uitgevallen topdag;
  4. zich gelukkig weten, en dat geluksgevoel verbonden hebben met een verwachting, gespannen gericht op dat wat komen gaat, en een bijzonder sterk vermoeden hebben dat dat goed en mooi zal zijn.
  1. hoogstwaarschijnlijk;
  2. hoogwaterstand, ook: hoogst gemeten waterstand;
  3. herfstweerstemming;
  4. hoogwaardig schilderslinnen (zie ook: 'sws' en 'lws');
  5. hoofdweerstand ("zo brak hij zijn nek", en "de stoppen sloegen door", uit: de vier is diep genoeg, 1982);
  6. huurpunten-waarderings-systeem;
  7. huiswerkschrift.