From: suzanordag e-mailadresjatterseuronet.nl
Date: Tue Feb 22 12:14:13 2000

Allochtone leerlingen zijn niet gebaat bij stampen en toetsen

De laatste weken beluisteren we de zoveelste alarmkreet over de taalachterstand van allochtone leerlingen in het basisonderwijs. De Inspectie van het Onderwijs stelt vast dat op een van de drie zwarte basisscholen van Nederland slecht taalonderwijs wordt gegeven en vreest dat de leerlingen van zwarte scholen een onaanvaardbare achterstand oplopen (Parool, 1 februari j.l ). Politici en onderwijsbegeleidings-instellingen vallen over elkaar heen bij het bedenken van weer nieuwe oplossingen voor het probleem. Wel onderwijs in eigen taal/geen onderwijs in eigen taal. Nog meer toetsen. Verplicht stellen van taalmethodes. Klassenverkleining. (NRC, 4 februari) Ook de inspectie lijkt te weten wat er moet gebeuren, want die heeft onderzocht 'of er op de basisscholen goed wordt lesgegeven, of de leerlingen er wel voldoende leren, of er geen lestijd wordt verknoeid en of er deugdelijke leerboeken worden gebruikt' (Parool). Ze weten daar blijkbaar hoe je goed moet lesgeven, wat de leerlingen moeten leren, hoe de lestijd gebruikt moet worden en wat deugdelijke leerboeken zijn. Let wel, voor allochtone (lees: meertalige) kinderen.

Wat moeten de scholen nu doen? Als je de inspectie hoort, moeten ze speciale taalmethodes gaan gebruiken en moeten ze meer gaan toetsen. Ze moeten 'effectief lesgeven': in de NRC van 4 februari wordt dat begrip geïllustreerd met het voorbeeld van vier Rotterdamse basisscholen, waar voor elk uur, acht jaar lang, vaststaat wat de kinderen gaan leren en waar elke drie maanden iedereen wordt getoetst. 'Dat werkt', concludeert men in het artikel.
Maar wat werkt er precies? Dat de kinderen de toetsen beter maken? En dan, zou daarmee de genoemde taalachterstand zijn ingelopen? Wij betwijfelen het.

In deze discussie dreigt een gevaar. Het gevaar dat de kinderen en de leerkrachten vergeten worden, en er alleen nog wordt gedebatteerd over toets-scores en landelijke metingen. Hoe krijgen we de toets-scores omhoog, lijkt de enige vraag. Scholen die al jaren bezig zijn met een bewust op allochtone kinderen gericht taalbeleid, die dat moeten uitvoeren onder zeer ongunstige omstandigheden (tekort aan leerkrachten, kinderen met grote sociaal-emotionele problemen), krijgen van de inspectie te horen dat ze slecht lesgeven. Demotiverender kan het niet. Een klein voorbeeld ter illustratie: op een zwarte basisschool in Amsterdam Zuidoost heeft de juf het voor elkaar gekregen dat kinderen van groep drie in januari zelf teksten schrijven, iets bijzonders voor een groep drie in deze tijd van het jaar. In het Inspectierapport over de school staat dat de woordenschat van de leerlingen onvoldoende is en dat er meer getoetst moet worden. Bij de CITO-woordenschattoets voor groep drie scoren alle kinderen zeer laag. Ze moeten woorden kennen als hooiberg, teugels en chirurg. De juf is wanhopig en denkt dat ze het helemaal fout heeft gedaan.

Het lijkt erop dat inspectie en beleidsmakers maar weinig kennis hebben van de dagelijkse realiteit van het werken met allochtone kinderen op een hedendaagse basisschool, en ook niet van recente inzichten op het gebied van tweedetaal-onderwijs.
Natuurlijk hebben allochtone kinderen, die thuis geen Nederlands spreken en met wie misschien sowieso weinig inhoudsvol gesproken wordt, een taalachterstand. Dat weet iedereen die wel eens op een 'zwarte' school komt of die zelf wel eens op een school in het buitenland heeft gezeten. Ze missen een rijke (Nederlandse) taalomgeving naast de school, waarin ze de kans krijgen om taal op te pikken en ermee te experimenteren, waarin taal gekoppeld is aan de dingen die ze meemaken en die ze belangrijk vinden en niet alleen aan oefeningen uit een boek.
Zo'n rijke en betekenisvolle taalomgeving moet de school dus voor ze scheppen. Uit wetenschappelijk onderzoek is inmiddels bekend dat de taalverwerving die 'ongestuurd' plaatsvindt net zo belangrijk, of misschien nog wel belangrijker is dan het volgens een lesplan opgezette, technische taalonderwijs. Lesjes en oefeningen zouden meer aan een zinvolle inhoud gekoppeld moeten worden en toetsen zouden sluitpost van het taalonderwijs moeten zijn, zeker voor meertalige kinderen maar niet alleen voor hen.

In onze praktijk van werken met 'taalvorming', een op inhoud, communicatie en taalbeschouwing gerichte vorm van taalonderwijs, merken wij dagelijks hoe betrokken, leergierig en creatief kinderen op zwarte basisscholen zijn als ze de ruimte krijgen om dat te tonen. Wij werken in alle groepen met een taalaanpak, waarbij spreken, luisteren, schrijven en lezen op een vanzelfsprekende manier met elkaar verbonden zijn, met de eigen ervaringen en de betrokkenheid van de kinderen als basis. Kinderen leren hun ervaringen te verwoorden, helpen elkaar daarbij, luisteren naar de verhalen van anderen, schrijven op wat ze verteld hebben, bekijken die teksten kritisch en verbeteren ze, maken er eigen boekjes van en zijn daar trots op. Elke les levert een grote hoeveelheid taalproblemen op die nodig opgelost moeten worden ter wille van een zinvolle communicatie. Een leerkracht die dat goed begeleidt hoeft alleen maar te putten uit wat de kinderen aandragen, en gebruikt een bestaande taalmethode hoogstens als een steun in de rug. Die goede begeleiding proberen wij samen met de leerkrachten te ontwikkelen. Het kost tijd, de opbrengst is dat naar onze mening waard.

Tegelijk merken we dat leerkrachten, die ons enthousiasme delen, gebukt gaan onder de druk van een vooropgezet, van dag tot dag ingevuld lesprogramma en onder de dreiging van tegenvallende toetsresultaten. Ze voelen zich niet vrij om de betrokkenheid en de eigen vermogens van de kinderen tot uitgangspunt te maken van hun lesgeven. 'Want anders komt het programma niet af'. Er is dus nauwelijks ruimte voor datgene wat volgens ons juist het meest nodig is om het plezier in leren en de maatschappelijke redzaamheid van allochtone kinderen te ontwikkelen. En de ruimte lijkt onder druk van de politieke debatten alleen maar kleiner te worden.

Natuurlijk kan de school niet volledig compenseren wat allochtone kinderen missen. Maar ze kan dat zeker niet door een eenzijdige nadruk op stampen en toetsen. 'Zwarte' scholen (net als alle andere scholen) moeten zich erop richten om kinderen af te leveren die plezier hebben in taal, die geleerd hebben vragen te stellen en te onderzoeken wat ze willen weten, die kunnen samenwerken en die stevig in hun schoenen staan. Allemaal zaken die de huidige CITO-toets niet meet, en die ook moeilijker te meten zijn.
Voor een dergelijke aanpak is ruimte nodig in het schoolwerkplan. Een voor acht jaar dichtgetimmerd lesprogramma lijkt ons een verkeerde weg.

Het gevaar van de teneur van het openbare debat lijkt ons, dat scholen niet aangemoedigd worden om beter onderwijs te geven, maar om de gewenste cito-resultaten te halen. En bijvoorbeeld allochtone leerlingen een dagje naar buiten sturen als de toets plaatsvindt.

Suzanne van Norden en Mirjam Zaat zijn werkzaam in de begeleiding van het Amsterdamse onderwijs voor Kunstweb en de Stichting Taalvorming en Taaldrukken

stichting taalvorming & taaldrukken
Nw. Keizersgracht 56-sous 1018 DT Amsterdam
T: 020 6248370