de meester en het onmogelijke

De vriendin en ik waren enkele jaren geleden op vakantie in Connemara, fietsend, met boven voor- en achterwielen tassen voor onze kleine tent, slaapzakken, andere bagage en konsumeerbare voorraden.

En door die laatste waren we ver heen, vandaar dat we op zoek gingen naar een winkel of (dorps)centrum of markt om voedsel en drinken in te slaan.

Vóór onze volgende tocht de verlaten hellingen op, waar verbrokkelde resten van huisjes en weidemuurtjes de enige getuigen waren van weggetrokken bevolking.

Ons Gaelic was niet zo best, maar we kenden de speciale groet, het halfkantelende knikje met het hoofd, om de paar mensen die we af en toe tegenkwamen te laten stoppen om een praatje te maken.

Met veel woorden - de meeste in het vervloekte English - werden we uitgenodigd om het land opnieuw te bevolken, maar we mochten ook alleen vakantie vieren in dit prachtige land, en soms kregen we een aanwijzing naar een dichtbij gelegen dorp.
Dichtbij is een rekbaar begrip voor mensen die in kluitjes bij elkaar wonen, hun eigen brandstof uit de grond steken, wat groenten uit eigen tuin en af en toe een kreupel schaap eten, dat alles weggespoeld met zelfgestookte drank die een blinde laat zien, al is het maar tijdelijk (blindheid veroorzaakt door diezelfde drank, laten we eerlijk wezen).

Zo kwamen we uiteindelijk aan bij een soort tentenkamp, waar de allesdoordringende geur van brandende turf vermengd was met de lucht van smeulende kruiden, in rijstpapier bijeengehouden en doorgegeven aan wie er maar naast je zit - peace man.

Dit was de plek waar we onze voorraden zouden moeten kunnen aanvullen, maar kraampjes zagen we niet, enkel zittende en rokende kringen leeftijdsgenoten, veel van de vrouwen waren onmiskenbaar zwanger.

Regelmatig werd me een rokende peuk aangeboden, maar aan roken van tabak en andere zaken deed ik niet, en vriendin ook niet.

Aan de andere kant van het kamp kwamen we een groepje tegen, soortgenoten dacht ik, dolers, die in kromme zinnen net als wij op zoek bleken te zijn naar leeftocht - ze kwamen uit ons land, dus we gingen in eigen taal verder.
Ze waren enkele maanden geleden al in deze buurt aangekomen, en hoe ze hun best ook deden om verder weg te gaan, na elke tocht bleken ze hier weer uit te komen - de tochten werden ook steeds korter, de kampverblijven langer.

Bleek dat de vrouw, Ria, kortgeleden bezwangerd was, maar de meester ontkende dat het kind-in-wording van hem was, ondanks dat zij en hij meermaals de heilige rite hadden gedeeld, zij en de vier andere vrouwen uit hun oorspronkelijke gezelschap. De meester bezwoer haar dat hij zijn 'heilige sappen' nog nooit had afgegeven, omdat hij anders zijn geestelijk verheven status zou verliezen, zijn leidende woorden niet meer zich zou herinneren en meer van die onzin.

Natuurlijk, zei ik, en al die andere vrouwen in het kamp zijn ook spontaan foetaal gezegend.
Joop, de vriend van Ria, wist ook zeker dat hij de aanstaande vader niet kon zijn, want hij kon zich niet eens meer herinneren dat Ria en hij 's nachts wat anders deden dan slapen, zo lang geleden was het al dat hij de bijslaap had genoten.

Of ik hier alleen was, vroeg hij me later. Nee, met de vriendin.
En of ik dan niet bang was dat haar hetzelfde zou overkomen? Nee, zij en ik zouden daar niet aan meedoen, wij hielden ons aan onze eigen rituelen, dagelijks, bij het opstaan en bij het slapengaan.
Waar mijn vriendin nu was, bleef Joop aandringen.
Ik keek rond, vond haar tenslotte terug, zittend in een kring doorgevers, rokend.

Op dat moment klapte de achterband van mijn fiets.