dag-rust

als ik vanuit mijn open zolderraam de stilte van de nachtelijke vrieskou enkel zie als een bevestiging van de onophoudelijk tikkende klok, verglijden er geen schaduwen op vaag bespeurbare gevels zoals eerder op de dag, toen traag de zon over de wolken wegkroop, nee, dan weet ik mij alleen wakker in een omgeving van slapers.

het verre gedreun van een goederentrein verandert daar niets aan.
de grauwe machinist verlangt vast naar zijn bed, de warmte van het lichaam van zijn partner, ook al verliet hij beide slechts enkele uren daarvoor.

de geluiden van mijn ingewanden (ik dronk zojuist warme melk met iets teveel cacao) overstemmen met gemak het geknisper van de kaarsvlam en, even, het stroompje gesmolten vet veroorzaakt door de asymmetrische plaatsing van de brandende pit, die daarop even feller brandt tot licht en vlam weer tot normale hoogte inkrimpen, wat flakkerend onder een roetspoor.

deze nacht gaat tegen mijn natuurlijk ritme in, ik poog (al uren) te slapen, op een moment dat ik gemeenlijk nog lang niet zou gekozen hebben om onder de wol te gaan (die in mijn geval uit dons bestaat en katoen daarom), want over luttele uren, als de zon weer juist zich lichten laat, word ik mechanisch gewekt voor een vroege afspraak elders, mijn dag is andermans nacht.