Op het moment dat de zon nog twijfelde tussen opstaan of zich nog een keer lekker omdraaien, waren Lies en Tino al fietsend onderweg naar Kattileno.

Toen ze daar aankwamen, begonnen de eerste dorpelingen driftig moeite te doen om hun slaap in bed achter te laten.

Sprook was niet op z'n kamer, maar dat hadden ze ook niet verwacht.

"Waarschijnlijk", had Sprook gezegd, "rij ik na mijn babbeltje naar Tais, en ga ik daar een paar uur pitten". Maar Tais was alleen, hij had nog niets van Sprook gehoord, laat staan dat hij hem gezien had.

"Hij slaapt ook wel eens bij Frege", zei Tais, "en hij zou bij Frege kunnen zijn, of, wat wel erg leuk is, hij kan bij Lochten hebben gepit, dan zijn jullie voor niks zo vroeg hierheen gekomen".

Bij Ies was Sprook dus tipisch niet geweest, en ook Frege had hem sinds de vorige avond niet meer gezien.

Aangezien iedereen nu tòch wakker was, werd besloten om met z'n allen naar Lochten te fietsen.

Bij Lochten was Sprook ook niet geweest.

Daar werd iedereen een beetje stil van, zouden ze dan toch ... Niemand durfde de gedachte af te maken.

"De enige manier om erachter te komen of ... ", zei Tino heel zachtjes, "is naar de grot te gaan".