Regien en Wouter bleven in het dorpshuis, want dat was ook het hotel. Tino fietste met Lies Kattileno uit, richting Antegor, omdat dat volgens de waard een hele mooie streek was, en bovendien stroomde de Tjam daar ergens. Het zal toen iets na zessen zijn geweest.

Ruim over zeven kwamen ze bij de Tjam aan, maar ze besloten om niet daar hun fiets op te zetten, maar een minuut of vijf fietsen terug, omdat ze dat stuk natuur mooier vonden.

De enige gevaarlijke beesten die ze tegen konden komen, waren kleine schorpioenen, die voor de meeste mensen enkel een paar koortsige dagen betekenden, als ze erdoor gestoken werden. Er zwierven wat slangen rond, maar geen ervan was giftig. En verder had je natuurlijk nog de broksen, maar die bleven zelf wel op afstand.

Het mag geen verwondering verwekken, dat Tino bij de Tjam de nodige foto's had genomen, en nu stond hij weer met de camera in de aanslag om de plaats vast te leggen, waar ze de tent op zouden zetten.

wel, zo ziet een tent eruit, als bouwtekening danRond acht uur stond de tent overeind, met alle spullen erin, en was het filmpje vol ... de laatste paar opnamen waren Lies-en in verschillende houdingen.

Tino dook de tent in om het filmpje te verwisselen, terwijl Lies een zeil over de fietsen gooide. De waard had hen namelijk verteld dat het in de zomer bijna elke nacht stortregende.

Tino haalde een nieuw filmpje uit het folie, stopte het volgeschoten filmpje daarin, en in het doosje, draaide het nieuwe filmpje schietklaar in zijn toestel, en borg het volle filmpje diep weg in een van de fietstassen.

"Eduard, hé, Eduard", riep Lies ineens. Tino stak z'n hoofd uit het tentgat en vroeg wat er was. Lies vertelde dat ze al een minuut of wat het idee had dat er iemand naar haar zat te kijken. "Plotseling zag ik daar", ze wees in de richting van de Tjam, waar nogal wat struikgewas tussen de bomen stond, "ineens zag ik een schim van de ene boom naar de andere sluipen, en heel even kwam hij daar in die streep zonlicht. Ik weet zeker dat het Eduard was, want toen ik hem riep, schrok hij geweldig en liep hard het bos in ... hé, stil eens. Hoor jij dat ook?"

"Ja, ik hoor wel wat: Een piepende fiets met krakende versnellingen, ik bedoel, iemand op een fiets die niet weet hoe hij de versnellingen moet gebruiken. Het klinkt als veel haast".

"Dat denk ik ook ... Ha, dat lijkt me een aardig gezicht, die stijve E, Doe, Waar op een fiets".

Het leek Tino ook best een aardig gezicht, houten Eduard op de fiets.

"Niet voor het een of het ander, Tini, maar ik krijg best zin om iets te eten, zullen we even naar het dorp gaan voor een warme hap, dan bewaren we ons brood voor morgenvroeg ... Het is alleen jammer, dat ik de fietsen dan voor niets heb ondergestopt".

"We kunnen ook op de rolschaats", stelde Tino voor, "hoewel, twintig kilometer, dan komen we bij elven in het dorp en is er vast nergens meer wat eetbaars te krijgen".

Kortom, fietsen.