"Heeft een van jullie bezwaar, als ik het raampje opendoe, het ruikt hier nogal benauwd en ik krijg liever geen hoofdpijn", zei Van Tellingen terwijl hij het raampje opendraaide.

"Nee hoor, dat denk ik niet", zei Tino, "Het is lekker weer buiten, en dan kan die vieze tabakslucht mooi wegtrekken".

"Dat herinnert me eraan, dat ik best weer eens een sjekkie kan opsteken", en Lies pakte haar shagbuil.

"Waarom zou je dat nou doen?" vroeg Tino.

"Gewoon, voor de gezelligheid".

"Wat is dat nou", lachte Tino, "je kunt alles wel doen, voor de gezelligheid".

"Jongens, hoe laat is het? Ik begin honger te krijgen", geeuwde Lies.

"Een fraai gebit, dat wel", zei Regien, "wat zou je denken van vijf uur?"

"Wàt", Lies zette grote ogen op, "we hebben zomaar het middageten overgeslagen".

"Ik heb nog helemaal geen honger", zei Tino.

"Nee, maar jij hebt nou eenmaal nooit honger", sputterde Lies, "hé, jongetje, je had m'n brood allang gepakt moeten hebben".

Tino grijnsde, legde heel overdreven zijn leesboek weg, schudde met z'n hoofd, met op z'n gezicht een uitdrukking van wat-hebben-we-het-toch-weer-moeilijk, en stond toen kreunend op om Lies d'r rugzakje uit het kofferrek te pakken.

Op dat moment zei Lies: "Als het je teveel moeite is, laat dan maar, dan pak ik het zèlf wel".

Han lachte.

een vouwbeker, nog zonder koffieTino, boog, het rugzakje voor zich uithoudend: "Als 't u belieft, mevrooi, de 'lönsj' is geserveerd. Nog bijzondere wensen, m'ledie? Zal ik uw handje vasthouden, het gepeupel wegjagen, of zal ik mij weer terugtrekken in de bezemkast?"

"Je doet maar, Zjeems, maar laat me nu met rust, je ziet dat ik bezig ben".